martes, 31 de agosto de 2010

Pueblos mágicos

De volgende ochtend stond ik iets anders in mijn reis. Van Jungle Jane naar la fresita. De rugzak had ik voor even  verruild voor een koffer, mijn slippers voor laarzen en ik mocht een jas van zijn zusje lenen. De mijne was immers gestolen in Colombia. Ja, ik verbaasde mezelf er nog steeds over hoe enkel mijn rugzak en ik al die maanden door het leven konden gaan. Nou ja twee tassen dan, maar over die jas ben ik toch wel even giftig geweest, en over die jurk eigenlijk ook wel maar die had ik genoeg. Een water- en wind dichte jas had je om praktische redenen toch echt wel nodig. En hij was best leuk, ja. Maar goed, die ochtend nam me mee naar enkele bouwprojecten waar hij aan het werkte, groette de werknemers die zichtbaar tegen hem op keken en hij liet me zien hoe het zou worden. Ik verbaasde me een beetje. De jongen waar ik toen nog weleens mee naar school slenterde, heel wat banale feestjes mee heb gehad met plaksnorren en voetbalshirts, was nu opeens een meneer. Meneer de architect. Ach, ooit wordt ik ook nog serieus, dacht ik bij mezelf. Ooit wel.

Even later waren we op de snelweg en lieten de stad ver achter ons. De route was opzienbarend, net zoals ik wilde dat het zou zijn. We hadden er opzettelijk voor gekozen om over de vrije snelweg te rijden, omdat het een mooiere route was dan de saaie tolweg die men als gewoonlijk nam en direct  toegang gaf tot Mexico Stad. De muziek stond zachtjes en we reden over een heuvelachtige weg langs haciënda’s, oude pompstations, agave plantages  en stukken land waarop vee stond te grazen. Af en toe kwam er een charro op een paard voorbij. We bereikten de eerste pueblo mágico;  San Miguel de Allende na enkele uren rijden en we bleven de rest van de middag in het stadje hangen. De zon scheen en het was gewoon perfect. Hij vertelde me dat San Miguel- in de staat Guanajuato - een belangrijke rol heeft gespeeld in de onafhankelijkheidsstrijd van Mexico. De koloniale architectuur verschilde weer sterk van die van Pachuca. Hij praatte door en alles viel langzaam maar zeker bij mij op zijn plek. De geschiedenis van Mexico is oneindig maar buitengewoon interessant. Ik bleef luisteren en hij vertelde over hoe Miguel de Allende de onafhankelijkheid uitroep in 1810, in Dolores Hidalgo tweehonderd jaar geleden. De schreeuw van Dolores, zo noemde men het. Ook zag ik een arból de la vida ,  - de mexicaanse levensboom-  ergens in een kleine galerij die mij enigszins een gevoel van gêne bezorgde.  Ik had het gewoon nog nooit gezien. Nog nooit? Vroeg hij. Ik schudde mijn hoofd al starend na de kleine tafereeltjes; Adam en Eva in de tuin van Eden, de Arc van Noach en de talloze dansende skeletten die de dood symboliseerden. Het was zo iets moois zodat ik er ongetwijfeld een hele dag naar kon kijken. Na een tijdje te hebben gezeten op het zócalo in de zon reden we in de namiddag door naar Querétaro, en passeerden we nog even een neef van hem voor een kort bezoek die ergens op het midden van de route woonde en natuurlijk bleven we – typisch mexicaans- weer te lang hangen. ’s Avonds tegen elven kwamen we dan uiteindelijk in Querétaro aan en na vijf rondjes te hebben gereden door telkens dezelfde straat. Alleen dat hadden we niet door en uiteindelijk vonden we dan eindelijk het hotel waar hij al eens eerder was verbleven, gelukkig was er nog plaats. Het was een goede keuze, het was een precieus hotelletje met maar een paar kamers. Een soort bed & breakfast alleen dan zonder breakfast. Maar we zaten midden in het centrum van de stad dus dat was geen probleem. Morgen zagen we wel verder. De volgende ochtend toen ik even in de zon op de patio met azulejos te midden van allerlei soorten bloemen en planten zat vroeg ik me toch eens af hoeveel geluk ik weer kon hebben. Mensen zoals hij zijn zeldzaam, en toch kom je soms tegen. Op de meest vreemde plekken, zoals het feest met die foute plaksnorren ergens in één van de honderd straatjes van Granada. En nou was ik hier. De rest van de dag spendeerden we al slenterend door de stad, bekeken we gebouwen. Aan de koloniale stijl en de vele kerken die de stad kende zag je dat Querétaro sterk beïnvloedt moest zijn geweest door Spanjaarden. 

Gewapend met een kaartje van de stad liepen we de route langs de belangrijkste monumenten en kochten we nog een paar foute reggaetton CD’s bij een of andere piratenwinkel . ‘Dat doe ik normaal nooit, voegde hij er grinnikend aan toe, maar dat doe ik omdat ik weet dat jij het leuk vind. Ik gaf hem gelijk. Stiekem, vind ik reggeaton ook echt de bom. Hoe goedkoper en fouter, des te leuker. Ach, zei ik maar om mezelf niet in een verkeerd licht te plaatsen,’ het ook vooral om de goede herinneringen, ik heb er  met heel veel mensen me uitstekend goed vermaakt in Colombia, Panama, Mexico en zelfs in een busje in Argentinië. Eigenlijk overal’. Maar stiekem hou ik er wel van, voegde ik eraan toe.  Zo gezegd zo gedaan. Op de terugweg naar Pachuca reden we nog langs een bekende taquería onder de pachuqueños en waren we weer terug. De rest van de dagen bleven we hangen rondom de stad. Zo  zijn we een avond naar de luchas libres gegaan ergens in hal in een hoekje van de stad, een soort acrobatisch worstelen met  gemaskerde vechters. De nationale sport van Mexico, je moet het een keer gezien hebben, hoewel ik me rot schrok toen één van de maskers opeens in een salto voor me sprong en mijn telefoonnummer vroeg. De heren op de stoeltjes naast mij lagen dubbel om mijn verschrikte gezicht. Ik ben een keer meegegaan naar de universiteit waar hij les gaf en diezelfde avond werd er ter ere van het bicentenario op een levensgroot scherm een kunstproject geprojecteerd. De hele geschiedenis van Mexico in een half uur durende film.  Onvoorstelbaar zoiets, een mooie lichtshow, muziek en vuurwerk en alle special effects zaten erin. We zijn gaan eten ergens in de stad en ik wilde hem bedanken voor de mooie roadtrip en zeggen dat ik er over dacht om morgen naar Mérida te gaan zodat hij ook weer verder kon gaan met zijn werk en alles.. maar nog voor dat ik uitgepraat was presenteerde er zich tot mijn verbazing ..

viernes, 27 de agosto de 2010

Vuelta de paseo

Toen ik gisteravond arriveerde in het café met de paarse neonletters, hebben we samen die nacht mijn spullen opgehaald uit het hotelletje en verhuisd naar zijn huis aan de rand van de stad. Even na middernacht keerden we terug naar de bar en bleven daar net zolang tot de lucht weer langzaam lichtblauw kleurde. En toen ik de volgende ochtend wakker werd en me afvroeg wat er was gebeurd, wat ik hier deed en waar ik ook al weer was, bleef ik nog een half uur lang al starend naar het plafond liggen denken. Waanzinnig zoiets. Net zoals het huis. Al hoewel ik zelf niet erg kapot ben van de stijl waarmee het huis was ingericht, een soort mexicaans barok  voelde ik me na sommige hostels, cabañas en hangmatten wel even la reina. Het bed paste ik wel zeven keer in, alles was brandschoon en er lag een dik bordeaux vloerkleed. Na een verfrissende douche in de badkamer met goudkleurige kranen, - echt je durft  het nog niet aan te raken - organiseerde ik mijn spullen die uitgestald lagen op ja ..een chaise longue bij het raam tot er op de deur werd geklopt . Hij was het.

Na het ontbijt leidde hij me rond door zijn stad die ik opeens heel anders zag dan de avond ervoor. Terwijl ik voor hem uitliep door een smal straatje zonk ik even weg in een de gedachte dat de esthetiek van een stad of zelfs een land, misschien ook wel te maken heeft met de personen die je daar ontmoet. Het kan zoveel mooier worden, met leuke mensen om je heen. En natuurlijk zijn er ook steden die gewoon vreselijk mooi  van zichzelf zijn zoals Cartagena de Indias, de Tango wijk van Buenos Aires of de straten van Granada. Al ben je nog zo eenzaam of misschien kwaad om iets, deze steden zijn onschuldig. Panama Stad daarentegen, het Miami van Centraal Amerika staat niet eens in mijn top tien, en tot verbazing van velen - Panama zelf ook niet. En nou hoor ik jullie denken; het gaat haar simpelweg om die blue dress waarvan ze in Panama is bestolen. Niet alleen want  het zit hem ook in het beeld dat ik van de mensen had. Afstandelijk en een tikkeltje zuur. Maar ach, ik kan het ze niet kwalijk nemen. De Amerikanen hebben deze stakkers jaren lang dom gehouden, zodat ze nu bijna alles wat ook maar een beetje anders uit ziet voor gringa aanzien. Maar die jurk echter wel.. ‘Oye, hoorde de je wat ik zei?’zei een stem plots achter me.. ‘Ehh nou, ik was me aan’t afvragen waarom die klok daar nou staat, loog ik zichtbaar’. We barsten in lachen uit om de zin die er in een onbekende en ongeloofwaardige  grammaticale volgorde in het Spaans uitkwam. Ja, het is wat soms. Maar het kwam erop neer dat die klok is gebouwd door de Engelse mijnwerkers en gefinancierd door het mijnwerkersgilde in het begin van de 20e eeuw, vertelde hij me nog grinnikend om mijn slechte verzinsel. ‘Zie je waar het op lijkt?’ ‘Big Ben?’ zei ik aarzelend en ik gokte het goed. In één keer zelfs.

Ach Pachuca. Het had wel wat, en opeens realiseerde ik me hoeveel verschillen Mexico moest hebben. Hij ging door met praten en zei me dat Pachuca, de hoofdstad van de deelstaat Hidalgo nog veel Engelse invloed te zien aan de architectuur. De straatjes zijn smal, en onder de heuvels van de stad liggen ware zilvermijnen. En daar hou ik van, so does the english men.  Ook vertelde dat de typische paste, een soort pasteitje gevuld met aardappel, vlees of bonen,  ook iets is wat ooit de Engelsen hebben op de markt hebben gebracht en waar de Mexicaan vervolgens een eigen twist aan had gegeven. Ik vond de stad opeens een stuk mooier. Hij kende haar goed, hij was er geboren en getogen net zoals de rest van zijn familie kwam hier vandaan en  ergens merkte ik wel enige trots in hoe hij erover de stad praatte. We eindigden de nog maar korte dag, vermoedelijk door de avond ervoor, in een modern koffiehuis ergens aan een grote straat. We konden nog net even buiten zitten voor dat het kouder werd, bestelden twee koffie en spraken verder. Ik vertelde over mij reis en hij luisterde. Ik vertelde hem dat ik na mijn ontmoeting met hem plannen had om naar Yucatán te gaan, en vanuit daar naar Quintana Roo, de Riviera Maya. Waar wil je nog heen? Vroeg hij me opeens. Ik werd even overvallen door de vraag en wist zo snel geen antwoord. Natuur, ruines, steden, zee. Hij bracht me in verlegenheid. Ik vertelde hem dat ik het leuk vond om hem op te zoeken en  dat ik over een dag of twee..plots viel hij in. ‘Ik breng je wel.. over een week maar we gaan wel via zilverroute, of eerst naar los atlántes en dan Real del monte, en de rest van de pueblos mágicos en dan misschien viaen terwijl hij doorging met praten maakte mijn hart een heel klein sprongetje. Waar heb ik dit aan verdiend?

Het werd alweer vroeg avond en ik het huis maakte ik kennis met zijn ouders en zusje, een erg vriendelijke familie. We bespraken we de rest van de plannen in zijn kamer in Pachuca.  De een opvolgende dagen heeft hij me meegenomen naar los Atlántes de Tula. Waar de enorme stenen standbeelden van Tolteekse soldaten uitkijken over de valleien. De beelden zijn bijna vijf meter hoog. Niemand weet hoe ze daar ooit zijn gekomen, maar natuurlijk zijn er verschillende legendes bekend. En de dag erop naar het museo de los Virreinatos en Tepozotlán, waar we de halve dag aan kwijt waren en toen we gingen eten bij een mooi restaurant aan het plein betrok de blauwe lucht tot grijze massa. Er stak een wind op en we verhuisden met tafel en al naar binnen. Net op tijd. Want het regende, het regende tot dat de straten in rivieren veranderde en ik vroeg me af of ik Tlalóc soms iets misdaan had. Na een uur staren achter het raam naar het natuurgeweld brak hij mijn gedachte met een ‘Wat gaan we doen?’ Niks, ze ik. Wachten. En dat wachten kon ik goed, dat was zeker. In Colombia heb ik moeten wachten, in Panama en in Argentinië moesten we uren lang wachten en nu ook hier, en dat vond ik nog het minst erg. Vind jij dat erg? vroeg ik.'wachten in een  pueblo mágico terwijl daarboven de goden zich ontdoen van al het water, de straten alvast voor ons schoonspoelen, de bloemen voor ons water geven en als het nodig mocht zijn ook alle zonden weg wassen? En we zijn niet eens alleen? Hij gniffelde om mijn positieve benadering van de langdurige ordinaire bui regen en vroeg me of ik er in Nederland ook zo over dacht. Ik moest het helaas ontkennen, maar vandaag kon ik het ook niet anders zien, en dat meende ik.. onverbloemd.

Les quiero,

Eva

miércoles, 18 de agosto de 2010

Las niñas del mercado...




De regen viel werkelijk met bakken uit de lucht en terwijl de bus  langzaam de route over de Mex135 vervolgde was de Zapoteekse tweeling inmiddels naast mij op een stoel met poppen aan het spelen. Anel en Anett, waren beide negen jaar oud en gingen samen met hun moeder naar hun oma in Santo Domingo Tehuantepec, Oaxaca. Ze deelden samen één stoel, zaten bijna bovenop me en kletsten de hele lange en saaie weg vrolijk door. Dat de tweeling niet op hun mond gevallen was, werd vrijwel meteen duidelijk. Ze vuurden honderden vragen op mijn af, maakten vlechten in mijn inmiddels lange geeworden haar, en legden mij uitvoerig uit wat je allemaal in Oaxaca op de markt kon eten, vroegen of ik broers en zusjes had, of misschien kinderen en wat voor werk ik deed. De donkere ogen bekeken mij van top tot teen en ik vertelde ondertussen wat ik zoal allemaal deed. Het was een gezellige rit, en de twee franse meisjes die voor me in de bus zaten keken giechelend achterom naar de zapoteekse geklede barbiepop die één van de kinderen op een randje van het bagagerek had gezet. Toen de bus een flinke vertraging op liep, richtten de meiden zich uiteindelijk tot mij en vroegen waar ik verbleef. Ik vertelde hen dat ik wel iets wist in het centrum van de stad, en dat ik erover dacht om daar te verblijven. Ze stemden in en vroegen of ze mee konden. Door de vertraging en de avond die al inviel, was ik stiekem blij met hun gezelschap en toen de bus uiteindelijk in Oaxaca arriveerde nam ik na het uitwisselen van een email adres nog snel afscheid van de Zapoteekse tweeling. Het  regenen was inmiddels opgehouden maar de straten van de stad waren opvallend glad en nat, en voorzichtig liepen we op onze slippers naar de plaats van bestemming. De buschauffeur had mij immers verteld dat het enkel vijf blokken lopen was en het leek me niet noodzakelijk om een taxi aan te houden.

Nou misschien handhaafde de man de Zapotheekse, de Tolteekse of de Aztheekse telling want het bleken er meer dan tien te zijn voordat we bij het hotel aan kwamen. Mijn witte pantalon, en ik snap ook niet waarom ik deze weer had aangetrokken, zag er aan de onderkant gebatikt uit door de opgespatte modder van de straten maar het gaf niet. Enkele minuten later reserveerden we een kamertje voor drie in het kleine doch gezellige hostel. ’s Avonds verdwenen we in een tacobar vlak bij de Santo Domingo kerk, en maakten een plan voor de opeenvolgende dagen. De meiden bleken dezelfde plannen te hebben als ik dus zo gezegd zo geplant. In de drie dagen dat het franse gezelschap in de buurt was, bezochten we Mitla, Monte Albán en el Arbol Tule..by night. En vraag me niet waarom deze laatste op dergelijk tijdstip. Pero tengo mis razones. Monte Albán, op een steenworp van Oaxaca was werkelijk wonderbaarlijk. Dat wat ooit Zapotheekse hoofdstad was, was nu onderdeel van het werelderfgoed en werd goed onderhouden. Men schat dat in 600 v. Chr. De stad voor het eerst werd bewoond,en is snel uitgegroeid tot een belangrijk centrum. Het hoogtepunt,ongeveer 750 na Chr. was het een stad van naar schatting zo'n 30.000 inwoners. Het leek mij dat de stad één van de belngrijkste kenniscentra moet zijn geweest in het Zapotheekse rijk aangezien het imponente observatorium in het midden van het centrale plein, dat ik nergens anders op  
deze manier had waargenomen, en de ligging van de plek zelf. Op een berg dat een waar uitzichtpunt
vormt over het land. Toen ik even op een steentje stond uit te kijken - wat ik overigens altijd wel doe - begon ik het strategische punt te begrijpen. Ooit hebben zij ook daar zo gestaan, met immers precies hetzelfde uitzicht, want dat moet nauwelijks veranderd zijn. De stad Mitla was iets moeilijker te bereiken. Een voorbijganger had ons verteld dat we een van de ´rode´ collectieve taxi´s op de grote markt aan moesten houden maar dat bleek lastiger dan gedacht. De taxi´s schijnen in een bepaalde baan te rijden, en dan moet je de goede baan wel weten te vinden. Ze kwamen enkel langs een bepaald punt. Na even slenteren over de drukke benauwde markt van Oaxaca zaten we dan eindelijk in een krakkemikkige taxi op weg naar Mitla. Het bleek een uur rijden, en aangezien in voorin zat hoopte ik niet dat er nog iemand bij zou komen. Bij de collectieve taxi´s gaat het namelijk zo, zoveel mensen mogelijk en het is niet meer dan normaal dat je met z´n drieen voorin zit. Het geluk stond aan onze kant, en een uurtje later worden we in het dorpje Mitla eruit gezet. Het ritje kostte ons zo omgerekend, nog geen twee euro. Mitla was ook verassend mooi. Het was een archeologische vindplaats – anders dan Monte Albán overigens – door de bezetting van een ander volk naast de Zapotheken; De mixteken, die daar hebben geleefd van 950- 1521. Ik moest nog lachen om Julie, die bij een korte uitleg van een Costa Ricaanse archeoloog iets uitlegde over de Grecas ‘de motiefjes aan de zijkant van de berg’. Julie wendde zich vijf minuten later tot mij, en vroeg me hoe het kon dat de Grieken hier waren geweest. Ik snapte haar redenering, de motiefjes leken ook verdacht veel op wat menig Nederlander op een randje tegeltjes in de badkamer zou hebben, maar ‘Grecas’ en ‘Grieken’? Dat kan elkaar zeker niet beïnvloed hebben. En we waren nog niet eens in de mezcalería geweest. Een heus avontuur, want de mezcal afkomstig uit deze regio is een typische soort alcoholische drank dat gemaakt van agaves, in dit geval; de maguey. In Mexico zijn er veel verschillende soorten agaves die elk een andere soort mezcal opleveren. De bekendste is uiteraard tequila, die je vooral in de regio Jalisco aantreft, maar ook de pulque. Maar het pulque avontuur vertel ik in het volgende hoofdstuk. Ik zweer namelijk bij pulque, ik wordt er gelukkig van, als ik dat al niet was.

Alleen mezcal is geen pulque en ook geen tequila, aangezien het dezelfde plant is. Je dit niet zeker niet over één kam scheren, een agave uit Jalisco is niet hetzelfde als eentje uit Oaxaca. Na de rondleiding door het bedrijfje kon het zelfs nog moeilijker. Binnen één soort mezcal, (van één soort agave) zijn er weer verschillende soorten processen en toevoegingen die weer verschillende mezcals teweegbrengen. Zo heb je de mezcal met cocos, maracuya, cacao, manzana reposado, jovén etc. Dat is mooi natuurlijk vooral in het begin want als je naar een traditionele mezcalería gaat om het allemaal te testen, dan moet je zeker de tijd nemen. En een glas water. Eén ding is zeker. Wat hebben we gelachen… de twee francaises en een Dutchie.
De dag erna zou het franse duo op doorreis gaan naar Chiapas, maar ik geloof dat ze het een dagje hebben uitgesteld vanwege een meer dan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid aan agaves op één dag. We zijn enkel naar de markt gegaan. En daar ben ik dol op. Zeker de overdekte mexicaanse markten waar alle kleuren en geuren en geluiden een waar museum vormen. Een vrolijk geheel waar ik in stilte langs kan lopen erg kan van genieten. Er wordt geschreeuwd, gesjouwd, geslentert en gewerkt en je klan er zelfs eten. Een bonte verzameling van dat wat ook maar alles met het leven te maken heeft. De vele getekende gezichten van de Oaxaqueños, sieren het geheel evenals de traditionele kleding van de mensen. Gevlochten manden in hun armen en kinderen worden gedragen op hun ruggen. Ik kon er maar geen genoeg van krijgen, en op één of andere manier had ik een bijzondere fascinatie voor de talloze manden gedroogde pepers die het land rijk is. Bij kraampje 88, keek ik naar de lokale kazen en moles (sauzen) die uitgestald lagen in de kraam en een vriendelijk meisje bood me aan om een te proeven. Ik raakte aan de praat met Ester Garcia, die vroeg wat ik zo alleen op de markt deed. Ik vertelde haar dat ik op doorreis was en nog enkele details van de tocht. Na een half uur praten, stopte ze me een briefje met een telefoonnummer toe en als ik iets wilde weten of iets gezelligs wilde doen kon ik haar bellen ‘je weet ‘t, kraampje 88’ gilde ze me na, toen ik mijn weg naar het hostel verzette. De opeenvolgende dagen zag ik Ester elke dag in de markt. ’s Avonds gingen we weleens kletsen in de lokale bar en ik hielp haar met het werk op de markt. Ik had immers geen haast meer en wilde een paar dagen uitrusten en me verplaatsen in het leven op de markt. Gewoon helpen met het rollen van de kazen, het snijden van moles, terwijl ik met Ester, haar
nichtje Laurita en haar broers enkele dagen doorbracht. We spraken over alles, over Nederland en México, mannen, paarden, studies en avonturen. En ondanks dat het leven van Ester er duidelijk anders uitzag dan het mijne, waren de verschillen in denken klein. Terwijl we bezig waren met het verdelen van de moles in zakjes kwamen gebood Ester haar broers om wat te eten te halen op de hoek. Van vis tot tlayuda’s (tortilla’s met groene mole en kip), chapulines (gefrituurde krekeltjes), gebakken vis en agua de horchata. Ik mocht alles proberen. ’s Avonds besloten we om met wat vrienden te gaan stappen en we hadden een bijzonder gezellige avond met Ione en wat mexicaanse jongens die we in de salsabar leerde kennen. Na vieren besloten een afterparty te houden op de mirador van Oaxaca (het hoogste punt waarop je over de hele stad uitkijkt), en dansten op een berg met de miljoenen lichtjes onder je. We hadden het niet bijster laat gemaakt maar toch laat genoeg om niet meer verder te kunnen na het avontuur op de mirador. Onderweg was één van de jongemannen, nog tegen een paaltje aangereden met zijn auto van een maand oud. Pato was de enige nuchtere van het drietal, wat een tegenslag. Soms vraag je jezelf af waarom. De volgende ochtend slenterde ik nog duf door het mooie stadcentrum van Oaxaca. Het was boekenmarkt en het was drukker dan de avond daarvoor. Ik had nog steeds geen foto rondje door de stad gemaakt en besloot dat nog even te doen. In Oaxaca was elk portiek namelijk een foto waard, het straatbeeld is werkelijk fantastisch. Al schiet je wat in het rond, dan komen daar zonder meer mooie foto’s uit. Maar heb ook oog voor details, ook die zijn er te vinden. Enkele uren later verzette ik mijn weg richting de markt.
Kraampje 88. Ik wist dat Ester al om negen uur moest zijn begonnen en toen ik daar aan kwam was ze druk in de weer met het uitpakken van dozen. Ze deed het kleine witte deurtje van de kraam voor me open en gebood me op het krukje te gaan zitten naar de kassa. ‘En..Hoe is het?’ knipoogde ze in mijn richting toen ik voor de tweede keer in mijn ogen wreef. ‘gewoon..goed, ’t was leuk gisteren’ antwoordde ik. Ze stemde in en ging verder met het werk terwijl ik een doos van haar over pakte en hem begon uit te pakken. De gesprekken gingen gewoonlijk over gisteravond en ze stelde voor om vanavond wat te gaan eten bij Igone, een goede vriendin met een restaurantje in de stad. Het was mijn laatste avond dus dat wilden we nog even genoeglijk afsluiten. Misschien zie ik ze wel nooit meer,

dacht ik. Die avond aten we sushi in het huis van Igone boven het restaurant, en samen met Ester pakte ik een taxi naar huis. Toen we onderweg alvast waren begonnen met het nemen van afscheid , brak er plotseling een as van de wederom gammele taxi. We lagen over elkaar van het lachen, het tweede auto- incident van de twee keer dat we bij elkaar in de auto zaten. We zijn geen goede combinatie, wat het verkeer betreft. We stapten uit en besloten verder te lopen. Even later nam ik afscheid van het meisje dat ik op de markt had leren kennen. Voordat ik ging slapen wilde ik nog even de tijden checken voor alweer de volgende bus naar het zuiden, naar San Cristobal de las Casas dat ik al op de heenweg naar Puerto Escondido eigenlijk al gepasseerd had willen zijn. Opeens op de vertrouwde Facebook voorpagina verscheen er een felgekleurde uitnodiging voor een verjaardagsfeestje in het noorden. "Zaterdagavond, 22h." Even staarde ik naar het plaatje.. dacht twee seconden na en klapte mijn laptop dicht.
Buenas Noches...en wordt vervolgd..

miércoles, 11 de agosto de 2010

El Angelopolís


Paola tekende een meisje met een lachend gezicht. Aan de zijkanten tekende ze bolletjes en ik vroeg me af waarom. Oorbellen, zei ze zacht terwijl ze me aankeek. Ze glimlachte en ik bedacht me dat ik ongeveer de oorbellen droeg die ze had getekend. Hij keek ook naar het kunstwerkje, keek me daarna aan en hield niet op met kijken totdat ik uit verlegenheid mijn ogen neersloeg en keek naar de chiles en nogadas voor me. Het zag er prachtig uit. Een gevulde peper met een wit laagje en granaatappelpitjes. De kleuren van de Mexicaanse vlag. Ik durfde het bijna niet op te eten. Het deed me denken aan ‘como agua para chocolate’ van Laura Esquivel die deze tradities perfect onder woorden weet te brengen. Het was net zo. Het was zelfs zo dat ik haar nu kan bevestigen dat de samenspel van het zoete van de mole, pikante van de chiles, bittere van de mezcal tot het zure van de limoenen alle gevoelens prikkelen. Dit is Mexico, het land waar zelfs de doden tot leven komen. Zoiets is gewoon mooi. De tafel schoof, iedereen lachte en een enkeling zong. Er kwam nog een pomo* met Tequila, Mezcal, en daarna nog één. Er was muziek, veel tafels en veel mensen, meer dan vijftig denk ik en ik bleef het Mexicaanse feest glimlachend analyseren, zoals ik dat altijd doe - plots pakte iemand mijn hand. Dansen? Una cumbia norteña.. oftewel een dans uit het noorden. Ik schrok lichtelijk maar durfde de niet te weigeren en danste. Ik kende een beetje de cumbia en voorzichtig deed ik alsof ik het al jaren deed. Later, toen we inmiddels weer neer waren gestreken stonden ineen alle vrouwen op. Jij moet ook dansen, drong el charro aan, en er werd gewenkt in mijn richting. Ik zei dat ik niet wilde omdat alle vrouwen mooi gekleed waren, en ik met mijn laarzen net van zijn paarden af was gestapt. En dat klopte. Die ochtend had hij mij uitgenodigd op zijn hacienda om te gaan paardrijden in San Andres Cholula naar waar je de vulkanen kon zien. Zeven paarden had hij en die ochtend leende hij mij Espuelita - zijn bonte vosmerrie - en ging hij zelf met Genovevo, zijn eigen paard. Onderweg zag ik op enkele tientallen meters een bekende die me niet beantwoord had. Stom toeval. Hij zag mij wel, maar moest hebben getwijfeld. Het deed er niet toe. Lichtelijk in gedachten verzonken bij de paarden schrok ik wakker uit mijn gedachten “Maar zo hoort het juist, met laarzen”.. zei hij. Ik glimlachte nerveus, en keek weg. De familie van el charro waren mexicanen in hart en ziel. Mexicaanser bestaan ze niet. In Nahuatl - de taal van de oude beschavingen - moest de eerste naam een onderdeel van de azteekse kalender omvatten en de tweede betekende; ‘hij die in het paleis woonde’. El charro, de derde van de zeven broers, was degene die ik in het huis van een vriend leerde kennen. Hij had me al eerder een foto laten zien en ik voelde de afstand tussen beide heren toen ze elkaar groeten. Joaquin was een Acapulqueño die van moderne kunst en surfen hield, en el charro een authentieke, rijke poblano die van paarden, mariachi en tradities hield, maar op zijn inheemse getekende gezicht, zag je het er niet zo aan af. Het leek me uiterst interessant. Toen Joaquin me vanuit Puebla had opgehaald om het weekend door te brengen in Cholula stelde hij voor om de kerkjes van tonantzintla te bezoeken, en hij had el charro gevraagd mee te gaan omdat hij er veel meer vanaf wist dan hij. De stad was zijn origine, zijn bakermat...

Culturele bezigheden in combinatie met Sol, limoen en zout werkt vrijwel bij iedereen positivamente op het gemoed en in de vroege avond waren we terug bij het departement van Joaquin. Een klein huisje met alles erop en eraan, hij huurde het van el charro, die er in het dorp zo’n veertig verhuurde. En alles zat vol. Later arriveerde ene Carlos vanuit de andere kant van de stad. Weer een compleet ander type dan de twee die ik zojuist had leren kennen. Hij was statig en had de oude klassieke muziek gestudeerd, ook in Italie. Tegen elven in de één van de contenedores - een tiental gekleurde containers omgetoverd tot barretjes – zong hij een recital uit een opera van Verdi. En terwijl iedereen lacherig omkeek, vond ik het gewoon mooi. Later verplaatsen we onze weg naar een andere contenedor. Met drinken kon ik de drie Mexicanen kon ik niet bijhouden, en dat was trouwens maar goed ook, want uit ervaring wist ik een moment van pauze in te lassen, terwijl het drietal ongeschonden doortankte. De stemmen werden steeds luider, de bewegingen steeds heftiger, en gek genoeg, de gesprekken steeds diepzinniger.. maar dat kon ook aan mij liggen. Er werd gelachen, en ik gunde mezelf ook een klein beetje uit de fles die op de tafel stond. Tot mijn genoegen – want er waren enkel mannen - schoof er enkele minuten later een meisje met donkere ogen bij ons aan en nam deel aan de ontmoeting. Ze had slechts één been. Maar enkel wanneer ze liep zag je het een beetje, verder niet. Ze danste en deed net zo hard mee als de rest, en ik was vergat het detail al snel. Hoe laat het was toen we weer bij het huisje arriveerde, weet niemand meer. We slenterden langs de tacobar, via..ik weet het niet meer. En ondanks de weggevaagde details niks meer dan een memorabele avond. We raakten elkaar onderweg nog even kwijt en vonden elkaar een uur later pas terug. Het schrale licht van de vulkaan die langzaam weer aan de hemel verscheen bracht ons op de bestemming; Ay el Angelpolís.. daar waar flessen geen bodem hebben, waar onstuimig wordt gezongen en gedanst, blikken worden uitgewisseld en harten worden gebroken. Het is tijd om te gaan.

Liefs Eva.. waren de laatste twee woorden die ik op een briefje schreef, en trok de deur achter me dicht..