lunes, 28 de junio de 2010

Pirates of the Fantasy...



Ik kan één keer met m’n ogen knipperen, of twee of tien keer maar het blijft hetzelfde. Het is echt waar..op een boot, te midden van de meest paradijselijke eilanden. Zoiets valt volledig buiten alle fantasieen. Je bedenkt het nog niet in je wildste dromen om de caribische zee over te steken in een bootje naar Panama. Alleen als je teveel films kijkt. Je kan niet douchen en je kan er niet zomaar af, alleen als er land in zicht is. Vissen, snorkelen, naar de horizon staren en slapen zijn de dagelijkse bezigheden en de rum, bier en wijn is altijd op voorraad. It’s a Pirates life, zeven dagen lang. Het kostte ons alleen wel even tijd om een geschikte boot te vinden. Je wil niet met het eerste best wrak de zee op en ook met de kapitein moet het klikken. En de eerste die we in de haven van de colombiaanse stad Cartagena vonden -een vijf sterren catamaran - ging het al mis. De hele week waren we gelukkig met het idee met deze boot mee te mogen, maar toen deze uiteindelijk niet bleek te vertrekken vanwege een kapotte propeller moesten we een andere boot vinden en liepen we een week vertraging op in Cartagena. Maar dat was dan eigenlijk wel het laatste waar ik mee zat. Enkel hadden wel het voorschot al betaald en natuurlijk wilde ze ons dat niet direct teruggeven. Maar ach, ook daar is een oplossing voor. Je gaat naar het park in de stad. Spreekt daar een politieman aan en legt je verhaal uit. Vervolgens pakt deze zijn motor, spring je achterop en rijdt je samen naar de haven. Sneller kan je geld niet terugkrijgen. Hilarisch, maar eigenlijk wel spijtig.. het zij zo.


Eva, telefoon voor je. Zei het meisje achter de balie van het hotel nadat ik had gereageerd op een advertentie in Su's café. Het was de kapitein van de tweede boot en die zou al over precies twee dagen vertrekken. Toen ik de Engelse kapitein aan de lijn had kreeg ik er al een onbehaaglijk gevoel bij maar ik besloot het een kans te geven. We maakten een afspraak om zijn tropical bird te bezichtigen. Het was een warrig personage. Ik kende zijn geschiedenis natuurlijk niet maar ik vermoedde dat hij ooit ergens aan verslaafd moest zijn geweest. Daar is op zich niks mee, je kan je leven wel weer op de juiste koers krijgen, maar zijn handen trilden nog steeds en zijn handtastelijkheid bij de eerste ontmoeting zette me toch aan ’t twijfelen. Je gaat er wel mee in zee, een week lang. Toen we bij de haven aankwamen om zijn boot te bezichtigen gingen we niet zoals gebruikelijk via de steigers, maar moesten we een brug over klimmen, om vervolgens in een wrakkige roeiboot zijn boot te kunnen bereiken. De motor van het roeibootje bleek gestolen in Jamaica. Toen we bij de bird aankwamen was het werkelijk één grote porquería oftewel zwijnenstal zoals ze dat zeggen. Overal lag rotzooi, vochtige matrassen, lege vaten, jerrycans en flessen. En dat wel één dag voor vertrek. De man biedde zijn verontschuldigen aan voor de bende, gaf een beetje stamelend uitleg over de reis en vroeg daarna dan wel direct wat we er van vonden. Ergens in mijn binnenste binnen waren alle alarmen en waarschuwingen al enige tijd afgegaan en ik zag dat Karlijn nog aandachtig luisterde en vragen zonder dat er iets van weerzin aan haar te merken was. Later bleek dat ze het verdomde goed wist te verbergen. Ik wou alleen maar weg. We bedankten de zeerover voor zijn uitleg en de moeite maar dat we het toch te snel vonden. Hij kwam ons nog haastig achterna of het soms vanwege de prijs was, en dat hij daar eventueel wel wat aan zou kunnen doen. Nee bedankt. Ik zwem nog liever naar Panama dan dat ik mijn leven waar op een zo’n wrak met een deze kapitein. Opeens draaide de ziel zich om en beveelde zijn Jamaicaanse hulpkracht om ons dan maar terug te roeien naar de brug. De vriendelijke rastafari gehoorzaamde en hielp ons de boot af. Julian mompelde nog iets grofs dat we het maar uit moesten zoeken ‘ of iets dergelijks. Ik voelde een woede in mij opkomen en wilde iets antwoorden maar besloot hem en ook mezelf te sparen. Ik was een beetje ontdaan door de onbeschofte houding van deze zeepiraat, maar ach, always look on the bright side of life, no? Nog een week Cartagena de Indias.. en ik kan er gewoon echt niks aan doen.Ook Karlijn leek ergens opgelucht toen we het gammele wrak verlieten. En lachend liepen we terug over de boulevard richting het oude centrum van Cartagena. Back in la vida Loca. Wat erg ..niet?
Maar toch is drie keer scheepsrecht. Het klopt precies. De derde boot die we zagen was the fantasy. En die was nog mooier dan in je gekste fantasies. De 50ft zeilboot deed ooit dienst als model voor de Amerikaanse serie Fantasy Island. Werkelijk een sprookje. Van binnen was alles koper met kersenhout, het moest een luxe boot zijn geweest. Er lagen oude boeken en kaarten, een soort Titanic mini. Toen we Jack aan de telefoon spraken en we hem later ontmoeten was alles goed. Hij sprak rustig en duidelijk over de reis, de plannen, paspoorten, het leven op zee voor een week én ook niet onbelangrijk; de veiligheid. Toen hij als laatste het levensverhaal van zijn boot vertelde, wilde ik direct naar de haven om de Fantasy te ontmoeten. Hij zei ons nog dat we beter morgen konden komen omdat het er nu nog wel rommelig uit kon zien - het kon ons nooit erger zijn dan de voorgaande bird - maar na het zien van onze gezichten zaten we toen minuten later in de taxi naar de haven. Met een bootje mét motor kwamen bij het wonderlijk mooi piratenschip. Ik keek mijn ogen uit en ook Karlijn bleef maar kijken. Toen de avond viel en we later terug in de taxi zaten, knikte ze. The fantasy? Ik twijfelde niet meer. Volgende week maandag gaan we el Gran Colombia verlaten, met Captain Jack.
En echt. Het zijn natuurlijk allemaal mensen zoals jij en ik, maar echt lezers, kapiteins vallen buiten de boot.. Of eigenlijk alles wat binnen de boot zit, daar valt de rest buiten. Allemaal hebben ze wel iets los zitten . Dat kan ook niet anders zoveel dagen op zee, dat kan niet goed zijn. Op 22 Juni om 6.30 p.m verlieten Colombia terwijl de zon langzaam onderging in Cartagena de Indias. Wat mooi zoiets. Toen we de skyline langzaam uit het zich zagen verdwijnen werd ik overvallen door intens dubbel gevoel. Het was spannend en zeker part of the dream, maar waar ik toch iedere keer maar weer tegenop zie is het afscheid nemen van steden, gelukkige momenten en mensen. Een stad vol herinneringen. Het liefst zou ik mezelf op die momenten willen splitsen en willen verdelen over zeven steden.
Na enkele uren socializen op het achterdek viel de nacht viel in en iedereen maakte tegen een uur of één aanstalten om te gaan slapen in de hut. Captain Jack en de Colombiaanse hulpkapitein Rafaël, bleven zwijgend naast het roer zitten. Lorena en ik dooden de stilte al kletsend op het achterdek van de boot. Tweeëntwintig jaar was het meisje, kwam uit Medellín waar haar familie nog woonde. Ze vervulde de rol van kokkin en andere huishoudelijke klusjes binnen de boot. Toen we 's avonds op het achterdek flauwe grappen maakten over van alles en nog wat sprong ze opeens van de bankje, verdween in het krappe keukentje, en kwam even later terug met een fles rum in de vorm van een schedel. Wil jij, Eva? Ik twijfelde even, ik heb nog nooit gezeild en ik weet niet of het wel zo’n goed idee was om aan de rum te gaan als je al constant bezig bent met het corrigeren van je evenwicht maar goed, toen ik Lorena’s vragende gezicht opmerkte met de bespottelijke fles in beide handen moest ik eigenlijk al lachen. Wat maakt 't ook uit, we zien wel. Maar ik besloot het maar bij een paar slokken te houden. Lore daarentegen, nipte de nacht vrolijk door terwijl haar stem werd steeds luider werd en het lachen ging ons beide ook steeds gemakkelijker afging. Tegen drieën viel er een moment van stilte, enkel het klotsen van de golven tegen de boot kon je horen. Er stak een wind op en de zee werd steeds onrustiger. Lorena had er blijkbaar genoeg van en borg de fles weer op in de kajuit. Het kostte haar zichtbaar moeite om het trapje weer op te komen maar toen ze eenmaal weer naast mij was belandt, Jack in slaap was gevallen en Rafa zwijgend doorzeilde, voelde ik een traan op mijn knie. En toen ik goed keek zag ik twee grote trieste donkere ogen. Hortend en stotend vertelde zij me haar verhaal. Ze mistte haar familie uit Medellín, en dat ze werkte voor hen en het beetje geld dat ze verdiende opstuurde naar huis. Als laatste vertelde over dat Jack als een vader voor haar was, haar redding. En dat ze blijkbaar iets voor hem voelde al had hij een andere vrouw. Een blondine uit Bucaramanga. De tranen stroomden over haar gezicht, en ik wist niet zo goed wat ik zeggen zou. Vriendschappen zijn veel waard, en liefde is mooi, maar soms ook zo vernietigend. Toen het wat rustiger werd besloot ook ik te gaan richting het grote bed beneden. Echter werd ik twee uur later weer wakker door een harde klap...
Ik schrok me wild en plotseling lag ik ongelukkig naast een gitaar die van de plank boven mij naar beneden was gevallen. Ik probeerde het ding beneden te leggen. De schuit schudde wild heen en weer en ik vroeg me dringend af of dat wel zo hoorde. Het dakluik boven het grote bed gaf toegang tot het bovendek en ik gilde naar Rafa of dat alles wel goed was. Deze antwoorde rustig.. ‘ja hoor’, achtien knopen, dat is normaal. Normaal? Hoe gaat ik dit ooit nog volhouden. Ook Karlijn was inmiddels wakker geworden en haalde lachend de naar beneden gevallen boeken van het bed af. Ik staarde uit het raampje en zag de witte schuimkoppen genadeloos tegen de schuit aanklotsen. Que Dios nos bendiga, dacht ik. Na een uur kijken won de vermoeidheid het van de onrust en ik viel weer in slaap. De tweede dag, na een ontbijt van alweer eieren en arepas - een soort maispannenkoekjes- was de hele godganse dag zeilen op open zee. Lorena lag uitgeteld op het bankje beneden en was zo goed als tot niks meer in staat. Jack lachte voorzichtig, ‘ze is ook niks gewend, zoiets doet ze nooit’. Het Australische stelletje lag een boek te lezen op het voordek en de Japanse Yutaka en de Spanjaard Alberto communiceerden in gebarentaal. Naciones Unidas noemde Rafa dat terwijl hij met touwen de watertank opnieuw vastbond. Na twee dagen varen begon er bij mij ook al iets te knagen. Je zit op een boot, je ligt op de boot, je praat op de boot, je eet op de boot, je slaapt op een boot, oftewel je woont in een boot, je kan niet douchen, en je kan er niet af. Je moet je constant richten op de horizon want anders word je zeeziek. Boeken lezen gaat al lastig, en nagels lakken blijkt ook een moeilijk klusje, alhoewel als je het echt wil… het zeker mogelijk is. Het nam niet weg dat ik al na twee dagen open zee blij was dat ik land in zicht had. En nu denk ik.. hoe moet dat wel niet zijn gegaan als ik ooit met Columbus mee was gevaren.. Ik zou ’t knap vinden als ie het langer dan een week met me zou kunnen uithouden. Enfin. Bij het zien van de Cocobanderas eilanden moest ik wel weer even drie keer knipperen. Is dit echt? De panamese archipel was werkelijk onwerkelijk. 100% bounty, alleen ernaar kijken was al genoeg. We stationeerden de schuit tussen de grootste twee eilanden - want het waren er zeker een stuk of tien- en ik kon niet wachten om van de boot een duik in het helderblauwe water te nemen en naar één van de eilanden te zwemmen. De rest van de dag werd er nog wat rondgehangen op de eilanden, gesnorkeld, zeesterren verzameld en werden er nog wat langostas en andere zeeschatten gevist voor het maal van de dag. In de avond terwijl Karlijn en ik zaten te vissen op het voordek stippelden we routes uit op de landkaarten van de lonely planet. Yutaka las een boek op het voordek en Lore, Rafa, Alberto en Robbert waren richting het naufrago gezwommen en de Captain? die lag al te slapen.
De volgende dag na het ontbijt van wederom eieren en de pannenkoeken zeilden we verder richting de Panamese kust. Het zou nog een dag varen zijn om de rest van San Blas eilanden te bereiken. Later in de middag kwamen we bij een plek die bijna nog mooier was dan de Cocobanderas eilanden. Kan dit? Ja dit kan. Chichime was werkelijk het mooiste eiland dat ik in mijn leven ooit heb mogen aanschouwen. Tegenover het eiland, lag nog een ander kleiner eiland, en de zee daartussen was tijdens het eb ondiep geworden. Zodat het werkelijk leek vanaf een afstand dat je over water kon lopen. Door de kleurige visjes en het museum onderwater vergat ik telkens dat ik mijn snorkel ophad waardoor deze telkens volliep met water en ik gedwongen was naar boven te zwemmen. Altijd had ik een soort van angst gehad voor de zee, maar het werd elke dag minder. De vierde dag durfde ik samen met de mannen te gaan vissen op octopusjes, langoustines of kreeft in het rif met het harpoengeweer. Tot dat ik plotseling een enorme mantelrog onder me door zag zeilen en Robbert vertelde over de haaien een eindje verderop, wist ik niet hoe snel ik naar boven moest komen. Ik ben de sloep een half uur niet meer uitgekomen. Maar ook daar kom je weer overheen. De rest van de dag slenterden Carolina en ik over het paradijselijke eiland, schoten we lachend ongezouten plaatjes met de zeesterren en lagen we in de branding te kletsen over koetjes en kalfjes.. nou ja apen en kokosnoten dan. Die avond na een piratenmaal van gedroogd vlees en bananenchips nam Rafa ons mee naar het eiland waar een groot vuur brandde. De hele avond zaten we op een boomstam en vermaakten ons grinnikend met de restanten rum die we nog over hadden. Even na middernacht manoeuvreerde Rafa ons terug naar de Fantasy waar de buurkapiteins en enkele buurpiraten al zingend de nacht de nacht verstoorden. Ik ging op het voordek zitten vissen om even van het gelal verwijderd te zijn. Even later werd ik vergezeld door een Argentijnse kapitein. Een bijzonder persoon, hij was enkel vierentwintig, net als ik en voerde van Mar de Plata via de Antlantische- de Caribische zee en de Golf van Mexico richting Miami. We praatten nog even door en toen ik mijn geduld begon te verliezen omdat ik de hele dag nog niks had gevangen pakte hij mijn vishengel over.‘Weet je?' zei hij met het zwoele argentijnse accent,
‘het belangrijkste is niet het vangen van de vis, maar het vissen op zich’.
Zijn gezicht kwam steeds dichter bij het mijne en ik schoot in de lach. Gelukkig brak een dansende Lorena het moment. Ze greep mijn hand en we dansten een salsa op het dek. Vamos Caliiii, gilde ze.. De Argentijn lachte ook om het grappige moment en toen hij me even later passeerde gaf hij me een knipoog. Toen iedereen aanstalten maakte om te vertrekken, was dat ongetwijfeld het meest hilarische moment van de avond. Alle drunken sailors vielen nogal onhandig van de zeilboot in hun sloep om terug te kunnen naar hun zeilboten. Enkele vielen in het water, anderen over elkaar heen. We ruimden met z’n vieren de boot nog even een beetje op en praatten over de avond. Een bleek maantje verlichtte de sterrenhemel. Een heuglijke nacht. Naciones Unidas, alleen je moet het niet te letterlijk nemen, lachtte Jack richting mij. En grinnikend liep ik het houtje trapje af naar beneden...


De volgende ochtend was iedereen wat later dan normaal. Rafa was al druk bezig met het opruimen van touwen, het Australische stelletje was tv aan het kijken en Lore lag wederom uitgeteld over de sofa. Even later startte Jack de motoren van de Fantasy; Rumbo naar de rest van de archipel… De dag bestond wederom uit chillen op de boot, en terwijl ik naast de vishengel de Zuid Amerikaanse geschiedenis aan het bestuderen was in één van de boeken die we op een boekenmarkt in Cartagena op de kop hadden getikt, werd ik opgeschrikt door een hard ratelend geluid naast mij. De lijnen stonden strak en de hengel boog pijnlijk naar achteren. Ik durfde hem niet uit de houder te halen uit angst dat ik met hengel en al overboord zou slaan. Wat moet daaraan zitten. Een potvis? Rafa en Alberto kwamen al aangesneld en probeerden met zijn tweeen het enorme spartelende vissebeest met een net en een haak in de boot te krijgen. En dat lukte. Even later stond ik met de stevige Guajo in mijn armen, maar een kleine drie uur later lag enkel nog de graatjes verspreid over onze borden. In de namiddag, kwamen aan bij de laatste groep eilanden.De 50 uitzonderingen die worden bewoond door de autonome indianengroep Kuna Yala. Ze leven van het toerisme, visvangst en de prachtige molas, de felgekleurde bewerkte doeken met afbeeldingen van vissen, dieren of andere vormen. Toen we de eilandengroep naderden en the Fantasy haar anker uitgooide nabij het eiland Nalunega en Wichubwala, kwam er een hartelijke Kuna Yala in een kano voorbij om ons op te halen en een rondleiding te geven over de eilanden. Er waren schooltjes, huisjes, kerkjes aanwezig. Geen hotels of resorts gelukkig. Je kan gewoon blijven crashen in een hangmat, net zoals de lokale bevolking, zoals iedereen. Tegen het vallen van de avond, speelden we nog een potje volleybal op één van de eilanden, en toen we er genoeg van de partij hadden en de zandmuggen ons begonnen te aanbidden vermaakten we ons de rest van de avond met Jack’s gitaar op de Fantasy. Dit zou de laatste avond zijn want de volgende dag zouden we het vasteland bereiken.
Zouden. Want het kan je nooit allemaal voor de wind gaan. Dat had ik inmiddels al wel geleerd in Argentinië, Colombia, Chili waar dan ook. Toen we afscheid hadden genomen van de mensen van Wichubwala en Nalunega en we al weer een tijdje op open zee richting de Panamese kust voeren gebeurde het onverwachte. Ik had genoeg van het zonnen op het voordek en terwijl Jack en ik zaten onder het dakje bij het roer voor ons uit staarden, voelde we opeens een schokkerig geluid. De motor van de Fantasy haperde en viel plotseling uit. De kapitein keek me strak aan en beviel Rafaël om naar beneden in de motorkast te kijken wat er loos was. Terwijl Rafa beneden bezig was en gebaarde de motor opnieuw te starten gaf de zeilboot geen reactie. Daar zaten we dan. Er werden nog enkele dingen geprobeerd maar het mocht niet baten. Het navigatiesysteem werkte nog wel, gelukkig genoeg. En op zich hoeft het geen probleem om zonder motoren te zeilen, legde de Kapitein ons uit, maar als er ook nog eens geen wind is, dan varen we simpelweg in de verkeerde richting. Ik staarde naar een tanker die ik in de verte zag en hield me vast aan de reling vanwege de misselijkmakende deining van de zee. En nu? De kapitein haalde zijn schouders op, en Rafaël kwam met het idee om het spinaker te heisen in de hoop op het vangen van een beetje wind, en even later sierde het grote blauw-witte zeil de steeds donker wordende hemel. Het mocht niet baten, en terwijl ik aan mijn rechterkant zag dat het aan land stormde en onweerde deed ik een wanhopige poging tot een gesprek met de windgoden. Misschien verstaan ze wel. Karlijn en Yutaka trokken wit weg door de bewegingen van de boot en besloten te gaan slapen tot dat we ergens zouden belanden. Ik had daar gelukkig geen last van, alleen moest ik me wel constant richting op de horizon. Het werd al donker en ik zag Jack, Rafa en Alberto overleggen en even later lieten ze de kleine sloep die achter aan de boot hing vieren. De tanker die ik drie uur geleden nog naast ons voer was al een uur geleden uit het zicht verdwenen en het leek erop of we geen meter vooruit gingen. Op het navigatiesysteem zag ik dat we sterk waren afgeweken van het lijntje dat we hoorden te volgen, en als we zo doorvoeren zouden we aanspoelen midden in La Guayra, één van de nationale parken van Panama. De sloep werd vastgeknoopt aan de linker zijkant van de Fantasy en enkele jerrycans met brandstof werden in het bootje gezet. Rafaël zou de boot in de goede richting duwen met behulp van de kleine motor van sloep. Qua brandstof zouden we het dan net moeten redden. De hele nacht heeft de jonge colombiaan in het bootje doorgebracht en toen ik de volgende dag tegen een uur of negen wakker werd en in mijn ogen wreef zag ik dat we in de haven van Portobelo moesten zijn.
Jack vertelde me later dat ze tot vijf uur in de ochtend hadden doorgewerkt om de boot in de goede richting de duwen. Jack en Alberto waren de hele nacht bezig geweest en Rafaël had maar liefst vier uur lang in het kleine bootje gezeten, in de regen. Ook dat hoort bij a pirates life..Uiteindelijk waren we tegen zessen dan in de haven aangekomen, en hebben nog enkel vier uurtjes kunnen slapen. We zijn er. Panama... 


Panamamusic.punto.com.punto.PA


Liefs Eva

domingo, 20 de junio de 2010

No enviadas...



Beste Bogotá..,

Wat een stad... Ik heb nooit echt kunnen begrijpen hoe jij in elkaar zit maar het lijkt me interessant om ooit uit te vinden want ik snap er eigenlijk vrij weinig van. Straten hebben vreemde nummers en combinaties zodat zelfs taxichauffeurs niet weten waar ze heen rijden. Op de hoek staan politiemannen met weerzinwekkende geweren doodgewoon een ijsje te eten en doordeweeks na achten ’s avonds was er geen restaurant open. Bovendien was er niet één Colombiaan is die je in de avond ook maar twee blokken alleen liet lopen om bijvoorbeeld eten te halen. Ook al kon je de pizzeria op afstand al spotten. En op jouw beroemde Plaza Bolivar kwam een merkwaardige zwerver naar ons toe en zegt dat het beter van niet is om achter het plein te lopen. De stad is werkelijk onberekenbaar. Net als de regen die plotseling naar beneden kwam vallen terwijl de zon gewoon scheen of de meest luxe bussen die garanderen dat ze direct gaan terwijl ze onderweg nog minstens zeven keer stoppen om juan- en- alleman op te pikken. Overigens stond in het aanwezige busbadkamertje het raampje gewoon wagenwijd open, en natuurlijk moest de bus net naar de binnenste baan rijden en vaart minderen terwijl ik daar net even gebruik van wilde maken. En ik gá al nooit in de bus. Ondoorgrondelijk soms hilarisch Bogota. En niemand gaf eigenlijk écht antwoord op al mijn vragen. Toen wij na het dumpen van onze backpacks in een fijn hostel in de wijk la Candelaria het aankomende weekend het eerste beste Zuid - Amerikaanse bal afwachtte op een paar nieuwe felroze hakken werden we teleurgesteld door de meedogenloze politieke restricties in de vorm van de Ley Seca. Er mocht drie dagen lang geen alcohol worden gedronken, alle winkels, restaurants en barretjes sloten de deuren voor enkele dagen. Er was geen feest, er was niets. Alleen een stelletje irritante Australiërs die de sfeer verpestten door voor de vijfendertigste keer de beachboys te draaien tot vijf uur ’s ochtends en een slechte kopie van een sentimentele Braziliaanse film. Het maakte mij energieloos, ik begreep het maar niet. De eerste dag was het halve hostel nog voorbereid op de drooglegging van de hoofdstad. Er was nog voor even whisky, aguardiente en sigaretten en terwijl een twintigtal militairen buiten de straten wachtlopen op de mogelijke grillen van de Colombiaanse verkiezingen bleven wij binnen de muren van de herberg en speelden met het fuego van Bomba estereo de ganse nacht poker. Ik probeerde ook dit spel te begrijpen maar er werd in een rap tempo gespeeld en door een combinatie van een vreemde taxirit, een zware pizza, en een moeizame nacht op de Chileense airport had ik moeite om het nog langer te volgen. Clara won, de kleine Colombiaanse met de schorre stem en tegen enen maakte ik aanstalten om naar boven te gaan. De tweede dag was er niks meer.. Niet alleen door het gebrek aan alcohol dat er negen van de tien keer altijd al in de eerste nacht doorheen gaat, maar ook de gevolgen daarvan maakten het dat de day after de halve wereld alleen maar suf voor zich uitstarend op de banken bleef hangen.


Bogotá is voor the experienced. Er wordt veel geleerd en hard gewerkt. De transmilenio shuttlebus puilt iedere dag uit van de duizenden mensen die naar hun werk gaan en terugkeren, overdag vullen de straatverkopers de carreras met hun bonte stalletjes en op de markt hangt de fleurige Colombiaanse mode uitgehangen. We ontdekten al lopend door de stad dat de septimazo één van de hoofdstraten moet zijn. Het heeft twee kanten. Een vrolijke en een uiterst trieste. Van openingstijden heeft men ook nog nooit gehoord en informatie is er niet of nauwelijks te vinden. Er was weinig romantiek te vinden en als het er is, dan vind je het enkel in één van de restaurantjes in de zona Rosa waar je met de taxi naartoe moet, vijf meter loopt om binnen te komen, om vervolgens weer te vertrekken en dezelfde vijf meter terugloopt om weer in de taxi te stappen. Vrijheid is er niet, maar Colombia is op weg. Na enkele dagen besloten we een weekend naar Villa de Leyva te gaan, een stadje op enkele uren van de metropool waar de hele stad naartoe ontsnapt als het puente is of – inderdaad - Ley Seca. Het is ergens betreurenswaardig, dat de Colombiaanse overheid het eigen volk wantrouwt en de kleine genoegens ontzegt tijdens de verkiezingen, zelfs de bevrijding van het kantoor– van vrijdag tot en met maandag – na de hele week hard werken in de vuile luchten. En niet één dag, maar het hele weekend. Echt, wat een vertrouwen, en wat een onduidelijkheid… maar ik weet zeker dat er ergens in de stad toch nog wat van Colombia terug is te vinden, samen met de Colombiaanse jeugd in het paarse huisje in la Candelaria gelukkig wel, daar hebben we toch nog kunnen dansen en kunnen lachen. Maar toch, ik snap er niks van..nada..


Buenos días Villa de Leyva:

Na urban bogota waande ik mij plotseling in een stad vol bloemen, chocolaatjes en pittoreske steegjes met hele grote stenen. Girls just love that.. behalve als je weer op hakken wil lopen want echt, dat is weer niet te doen. Denk aan het domplein in Utrecht vertienvoudigd op schaal van stiletto? Maar goed, waarom zou je ook, ik heb natuurlijk nog twee paar mooie laarzen en bovendien regende het op de dag van aankomst. Nee geen buitje.. maar echt, het regende. Geen zonnestralen maar het regende tot de straten in rivieren veranderden en dan we met een aardige lokale voorbijganger ongeveer tien meter verder bij ons hostel af konden werden gezet, of we konden zwemmend. Villa Real, het hostelletje waar we verbleven hadden we zo goed als voor ons zelf en dat zorgde ervoor dat Marisol, de vrouw des huizes ons als leden van de familie behandelde. Na een ruige busrit door het Colombiaanse land kwamen we rond drie uur ’s middags aan in la villa. Een uur later, viel de regen er al met bakken uit en de dag daarna zag het er ook niet veel beter uit. De altijd mooie bloemetjes hingen er enigszins verlept bij en de stad was grijs en zo goed als verlaten. Na deze koude douche van regen maakte het ijskoude water in het hostel ook niet veel meer uit. In Bogota hadden we wel eens een hele dag zonder water gezeten dus dat was dan beter dan niks. Ook dat is Colombia. Toen de derde dag de zon scheen besloten we de gok te wagen en een mountainbike te huren om naar la periquera - zeven watervallen – te fietsen. In enige toeristenbalie van la villa zeiden ze dat het ongeveer 7 kilometer fietsen was. De vrouw van de mountainbikes zei dat het wel wat langer moest zijn, en volgens Marisol deed je er wel 3 uur over.. De eerste uit het rijtje had het netjes uitgetekend en dat zei dat we de eerste weg naar links moesten nemen, de tweede stuurde ons naar rechts en de laatste naar links. We kozen voor links en hebben onderweg nog een paar keer gevraagd of we op de goede route zaten. Alles ging goed. Totdat we een half uur lang bergopwaarts bleven fietsen en dat we onderweg bij een winkel maar hebben gevraagd of dit wel de weg naar de watervallen was. En nee.. we werden weer teruggestuurd de berg af. Onder aan de berg hebben we het nog eens gevraagd en deze vriendelijke man vertelde ons dat we de berg weer óp moesten..
We hebben hem vriendelijk bedankt en de fietsen teruggebracht en zijn met de taxi naar de watervallen gegaan. Robert, de taxichauffeur zou op ons wachten tot we de ronde gemaakt hadden. hij boodt zelfs aan om met mij naar beneden ab te seilen zodat de dag nog een enerverend tintje zou krijgen. Want Villa de Leyva.. je bent beeldig, pittoresk en authentiek.. maar spannend is anders. En dat hoeft ook niet. Al die weelde, frijola wijn of weet ik veel-wat,brave paardjes, hartvormige chocolaatjes, en een appeltaart a la guerilla, bloemen en het knusse hostelletje. Het siert je. Een plek om mooie gedichten te schrijven en zoete ballades. Bedankt voor het behaaglijke gevoel.. we schrijven!


Querida Taganga, Santa Marta y Tayrona:


Dios wat had ik een spijt… dat ik de avond daarvoor iets te lang in de media luna was blijven hangen. En net iets teveel salsa’s had gedanst, en dat er net iets teveel rum in de mojitos zat. Of misschien, nou ja- gewoon net iets teveel mojitos dan. De man met de hamer of op z’n Colombiaanse el man met el martillo komt heb ik ook totaal geen medelijden met mezelf. Maar die betreffende dag was ik wel een beetje zielig. Het was een combinatie van de klassieke hangover maar dan in tweevoud, mijn zware rode backpack en Marsol, de fijne Colombiaanse busmaatschappij die ’s ochtends iets té vroeg klaarstond.Alles was gewoon té. Daar gingen we dan. Op naar Santa Marta in een hemelsblauwe van. Iets waar je altijd al van droomt; de airco stond minstens op -15, en bij Barranquilla viel het er wederom met bakken uit. Bovendien was de weg van Santa Marta naar Taganga ook al niet om over naar huis te schrijven... Volledig brak, ziek en misselijk kwamen we het busje uitgevallen, en wat? Het hostel was vol. We zouden onszelf niet zijn als we gewoonlijk met een pijnlijke glimlach verder gingen zoeken want die avond was zeker de moeite waard, dus no complains want eenmaal in Taganga kwam alles goed na een korte ploegtocht door de modder. Onze kamer in het kleine hostelletje La Tortuga had een wonderbaarlijk mooi uitzicht over de zee..én een hangmat.
De volgende dag zijn we - op z’n Colombiaans - dus met de lokale busjes boodschappen wezen doen in Santa Marta. En dat was leuk. Je moet alleen wel weten hoe zoiets werkt want het staat niet in de lonely planet, dus hier de ontbrekende handleiding; Colombiaanse minibusjes, het kan van levensbelang zijn ; Je springt de bus in, snel, want ze rijden weg voordat je er erg in hebt. Het kost je zo’n twintig cent, er klinkt vrijwel altijd een vallenato en als de chauffeur niet meezingt, is hij aan ’t bellen of iets anders aan ’t doen behalve navigeren, en geloof me de wegen zijn niet zoals bij ons maar het gaat meestal wel goed. Daarnaast blijven de deurtjes meestal open staan en wat met normaal vervoer zo’n 15 minuten duurt doen deze Colombiaanse minibusjes in 5 minuten, dus zorg in hemelsnaam dat je jezelf vasthoudt zodat je er niet uitflikkert. Neem geen drinken mee, zet niks op de grond want je vind het niet meer terug, er zijn geen gordels en er kunnen altijd meer mensen, uien of aardappelen bij. En dan het rubriek ‘toeteren’. 1x toeteren: ik rij achter je. 2x toeteren: ga uit de weg. 3x toeteren: ik rijd nu dwars door je heen… Het is net een kermisattractie en gegarandeerd lol voor twintig cent.. op naar el Parque Tayrona.. waar ik op mijn gekleurde slippertjes een geheel verkeerd voorgestelde jungle inging. Ik dacht aan tien minuten lopen over een paadje dat naar het strand zou leiden. Maar niets was minder waar. Het was een woeste ruige jungle vol modder, gaten en omgevallen bomen. en dat allemaal door het ontbreken van goede informatie over de staat van de paden en de natuur. Het zij zo. In Brazilië zouden we met een 4x4 over deze paden zijn gegaan maar goed.. ik kan dat natuurlijk ook op slippers. Er stond nog wel een bord, ‘Wie teveel van zijn schoenen houdt, kan beter niet gaan lopen’ (echt, ik lieg het niet..). Na 3 kwartier lachend baggeren kwamen we dan eindelijk aan in een verassend paraíso.. Een maagdelijk breed wit strand, wuivende palmbomen, en een zilveren zee.. en dat stond ook nergens aangegeven, waardoor het vreugdevolle moment nog harder insloeg.. Ik was spontaan alle modder en de slopende tocht door de colombiaanse jungle vergeten. Tayrona, ik ga voorlopig nog niet terug, ik overleef ’t hier wel..geef me enkel een hangmat want er zijn kokosnoten en bananen in overvloed.. en mijn bikini heb’k al aan.


Allerliefste Cartagena de Indias ...


Mi Amor lunatico.. Misschien was jij wel de beste plek waar ik in al die maanden heb rondgehangen. Alles was waanzinnig mooi. De gekleurde koloniale huisjes in het oude historische centrum met de balkons met de lichtblauwe deuren, de pleinen en de straten, de koetsjes die als losse versiersels door de smalle straten heen manoeuvreerden en de Afrikaanse vrouwen met de grote fruitmanden op hun hoofden, de grote stadspoort met de klok en jouw murallas die jou al sinds de 17e eeuw doen bewaken. De haven. Van de zon op Plaza Bolivar tot Santo Domingo by night. Van al het antiek verkleurde tot het strakke nieuwe aan de andere kant. En vergeet vooral de mix aan mensen niet. Alle jurkjes mogen en slippers hakken en laarzen passen ook.. maar je moet er wel op kunnen dansen. Want dansen gaat er vanzelf.
Maar Cartagena, je hebt twee gezichten. De kant die je als passant misschien niet direct ziet, maar ergens in de achterste buurtjes, aan de rand van de stad.. werken mensen hard om te kunnen overleven, zoals de schaars geklede meisjes 's avonds op straat, die met kapotte zielen zijn opgehouden met dromen, en met hun grote lege ogen je afwijzend nakijken. Prinsessen van de straat y sin tetas no hay paraíso. Ergens schaam ik mij diep.. wat een wereld.. Kon ik hem maar een beetje mooier te maken. Iedere avond moest ik om bij het historische centrum te komen langs deze meisjes, het verbitterde mij ook, maar wat kon ik nu doen? Ook al is het geluk niet eerlijk verdeeld er ook gelukkige mensen die slechts een tentje bewonen op het strand, een steiger en enkel een bootje. De laatste was Giovanni, eenentwintig jaar oud en vader van twee prachtige dochtertjes. Soms werkte hij als kok, dan timmerman en hij viste er wat bij. Hij had niet veel nodig zei hij. En terwijl we met de hostelero die avond een goed gesprek voerden op de steiger van één van de islas del rosario, vroeg hij zijn verloofde om de I-pod uit de tent te halen.. voor een beetje achtergrond muziek. Ik glimlachte. Dat zijn de fijne contrasten van Colombia. We glimlachten en waarschijnlijk dachten we hetzelfde. Hoe zal ik het noemen. Caribisch sentiment? Het ontroert...
Op een avond werden we ontvoerd door de Colombiaanse gebroeders, mee uit eten genomen naar een veel te mooi hotel.. het was een gezellige avond. We praten over Polo en over het dansen van de Champeta en spendeerden de laatste uurtjes op het stads strandje in Manga, de maan scheen een licht over de oceaan en een caribish briesje maakte een perfecte nacht. Alleen er was iets.. en begrijpen deed ik het weer niet. Het heeft vast met Bogotá te maken. De volgende dag zouden ze allebei naar de hoofdstad vertrekken voor werk en ik zou ze waarschijnlijk nooit meer zien. Twee kussen, bedankt.. en tot ooit, waren de laatste woorden toen we weer terug op de Media Luna straat waren.

Colombia is onvoorspelbaar. Ik had een zwak voor de hotelero.. Stel je een griekse god voor, maar dan ééntje geemigreerd naar de Cariben. Hij ontvoerde ons naar de maagdelijke islas de Rosario om te zwijgen, te praten, te drinken om weg te gaan van het werk dat zijn hostel 'de halve maan' met zich meebracht en gewoon voor gezelschap... Het hostel ging werkelijk fantastisch, zijn jonge ondernemende geest, en zijn intelligentie wist hij goed wat je zoekt in Colombia..maar maar werken is het wel. Hij klaagde over werken met de costeños die iets minder efficiënt en vooral langzaam te werk gaan. Ik merkte dat hij bevestiging zocht in de manier waarpop hij zijn leven inrichtte en niet wist of het wel de juiste manier was, en waar een ander zich uitleeft op de dansvloer, een studie of andere hobby en met zijn romantische ziel vergreep hij zich aan vrouwen en aan alcohol... maar toch..ik ben ervan overtuigd dat hij succes zal boeken. Zijn hostel heeft alles wat je ook maar zoekt. Werken moet, als een paard. Werken zodat je vergeet waar je het eigenlijk doet. Hij knikte en ik pakte mijn glas... ik mag je.. Dan was er nog Su.. een echte powerwoman die door een fouten nooit echt kansen heeft gehad. Net als ik is ze ervan overtuigd dat je door een sterke wil in staat bent om dromen realiseren. Nu heeft haar eigen café. Niks is onmogelijk, alleen voor de één is het makkelijker als voor de ander' zei ze me nog, waar ik vol overgave mee instemde igual, persiguiendo el sueño loco. Het café is Su en Su is het café. Op de muren zijn gedichten in alle talen op de muren gekalkt in alle talen door passerende reizigers uit alle hoeken van de wereld. Het meubilair is de costeña zelf, met alle bloemen en versiersels in haar bruin gekrulde haar en meestal een vluchtig jurkje of heeft ze een ander gebloemde flard stof omgeknoopt. Voor mij vertegenwoordigd ze la pura vida. En ik ben er bijna zeker van dat zelfs scrooge geen glimlach kan verbloemen bij het betreden van Su’s Caribische café. Ze praat soms zo snel in een accent van de kust dat je haar af en toe niet meer volgt, maar dat doet er niet toe. Ik kan daar naar blijven luisteren zonder te horen wat ze zegt. Het is kunst met onvervalste felicidad. Het hoort zo. Ze werkt hard aan de weg maar het gaat haar voorspoedig. Met Su kan je vallen en opstaan en toch blijven lachen, ook al hou je weleens blauwe plekken over of gebroken neuzen . Met Su kan je dansen, en zingen, lachen en drinken en uit je dak gaan op het dak van een hotel. Met Su is er altijd ‘oprechte gekke liefde voor het leven’, omdat ze niet zonder kan, en dat merk je vooral in het café; ‘Amor lunático'. Wat een energie!

Ik zal je missen. Cartagena. Van las islas del Rosario, Manga, la playita, de reggaeton, de alegría, die avond met die polo spelers.., de salsa met de caleño op het dak van de Media Luna. De wandelingen door de stad met de hotelero met zijn hond, de lancha waar je bont en blauw uitkwam, het straatje van de verbitterde prinsessen, ondanks mijn dubbele gevoelens.. waar ik met Carolina niet meer bijkwam door een ordinaire grap op een verkeerd moment én het foute uur.. ‘a la orden’ was het.. Ja ik zal het missen.. colombiaanse hakken en hangmatten tot de laatste zonsondergang. Cartagena de Indias..Estás en mi corazón..

domingo, 6 de junio de 2010

Last night I dreamt of San Pedroooo

Despiertatee... Douane, Paso de Jama, Chile.. Ik keek verdwaasd om me heen en even later zeulen Britt en ik onze spullen de bus uit. ‘Alles meenemen’ beveelde de chauffeur, 'alles wordt gecontroleerd'. Ik zuchtte, want de vorige keer werden we in Argentinië om het onchristelijke tijdstip van 5.30 er uitgepikt om onze backpacks volledig te laten controleren.. terwijl de hele bus vol bepakte boliviaantjes zat. Nou bedoel ik daar natuurlijk niks mee, maar goed, 't blijft vreemd en toch ook wel crap eigenlijk als ze die miserabele EHBO-tas ook al moeten doorspitten en bij ieder potje moet uitleggen waar het nou goed voor is. Goed dan. De Chileense grens waren we over. Na de succesvolle controle deze keer wilden we al onze spullen weer de bus in hijsen alleen de chauffeur hield ons tegen. “Iquique?” zei hij. ‘Nee’, “San Pedro” zei ik. "Dan ben je er". Hier? Ik keek verbaasd naar mijn reisgenootje, staarde dan naar de controlepost en toen maar naar de grond.. één grote zandbak. En dat kon kloppen, want dat is meestal met woestijnen. Ik bedankte hem vriendelijk en plots kwam er een man op ons af zijn hostel aan te bieden. Over de Chileense wisselkoers had ik nog niet echt nagedacht maar het leek me toch wel aan de prijs.. de tweede meneer van hostal ‘El nuevo amanecer’ (vert. de nieuwe dageraad) klonk beter en ik had er wel eens iets over horen zeggen. Bij aankomst bood hij ook meteen zijn zoon maar aan, die ouwe grapjas. ’s Avonds hebben we ons vermaakt met een clubje Chileense jongeren die vakantie aan’t vieren waren en het vuurtje op de patio van het hostel en na de fles Chileense pisco en wat laptop- reggaetton ging de avond sneller voorbij dan we dachten.
Daar stonden we dan. San Pedro de Atacama, het noorden van Chili was een knus dorpje midden in de woestijn op een steenworp afstand van Bolivia en Peru. Een dorp. Niks meer, niks minder. Het bestond enkel uit ongeveer zes straatjes, een plein, een handvol restaurantjes, een museum, een postkantoor, een politiebureau, een bank en een buurtsuper. Na een rondje door het dorp die middag, hadden Britt en ik een paar tourtjes geregeld rondom en in de woestijn, en de volgende dag om drie uur werden we met een busje opgehaald om naar de lagunas de la cejas te gaan, zo tweeënhalf uur hobbelen van San Pedro. De lagunas waren enkele zoutmeren in de woestijn.. je kon er in baden.. maar je kon het ook niet doen. Ik koos voor het tweede omdat het in de namiddag toch wel kouder begon te worden en bovendien, quizas mas importante; ik gek genoeg de helft van mijn bikini vergeten aan was te trekken. En das toch wel fijn dan. Aan het einde van de tocht, gingen we met het hele busje de zonsondergang bij de laatste en mooiste laguna tebequiche aanschouwen onder het genot van een Chileense pisco, die toch ietsje minder is dan de Peruaanse.. maar het landschap was werkelijk wonderlijk mooi, zonder of met pisco.
The next day..en nou komt het.. Ik wist niet dat ik de capaciteit had om twee dagen in één te krijgen. Want wat ik doe op een doorsnee dag gaat meestal andersom. Wat je eigenlijk in één dag af wilt krijgen, doe je dan uiteindelijk toch in twee. Maar nee dus. De volgende ochtend moesten we om 3.30m a.m opstaan -ja leest u goed A.M -om naar de geisers van Tatio te gaan. Het was namelijk zo’n drie uur rijden van San Pedro de Atacama en de geisers werkten alleen ’s ochtends omdat de aarde dan nog bevroren was, wat de druk deed opvoeren. De dag van te voren waren we al gewaarschuwd door het vrouwtje van de tour dat we behalve onze bikini’s, ons goed moesten aankleden omdat het ’s ochtends weleens koud kon zijn in de woestijn. Nou, die ochtend of nacht gingen we dus met twee leggings, een broek, drie truien, een jas, een sjaal en een muts weer het gammele busje in om onze tocht te beginnen. En echt waar.. toen we drie uur later uitstapten wisten we even niet wat we moesten doen.
De kou ging werkelijk door merg en been, en ik wist dat ik het in dit klimaat nog geen vijftien minuten ging uithouden, en aan het gezicht van Britt te zien dacht zij precies hetzelfde. De geisers waren waarachtig indrukwekkend, grote bakken kokend water die de lucht in spuiten, mooie kleuren in de grond van de verschillende materialen die de aarde rijk is en de witte plukken stoom die het hele geothermische veld sierden. Natuurlijk raakten we samen met Alex, een Australische het groepje even kwijt toen ik mijzelf in de hete stoom had geplaatst en na twintig minuten vonden we de bus terug met hulp van een andere tourbus die ons passeerde. Twintig minuten strompelden we mistroostig rond midden al het natuurschoon. Maar echt, heel voorzichtig moet ik toegeven dat alle aardse pracht me even geen fuck boeide..als je voeten en handen er letterlijk afvriezen dan wil je maar één ding; Als de zotten dat busje weer vinden. Britt trok ook al een uiterst pijnlijk gezicht en Alex liep langzaam voor ons uit. Toen we de bus terugvonden kon ik geen koffiebekertje meer vasthouden.
Mijn voeten voelde ik niet meer en mijn handen waren geheel wit met blauwzwarte vingers. Echt vrienden en vriendinnen, ik heb het van mijn leven nog nooit zo koud gehad als deze ochtend in de Chileense woestijn. Het bleek later, -23 en zoiets houdt nog geen lama uit. Toen de gids ons zag en ik het koffiebekertje onhandig uit mijn dode handen liet vallen liep hij met ons mee naar het busje naar de chauffeur en zei dat we letterlijk dood gingen van de kou en ik hoorde Britt nog met een klein stemmetje zeggen ‘Eva, als wij één stap op Antartica zetten dan gaan we echt gewoon meteen de pijp uit ’. Ik lachte nog wel maar ik denk dat ze gelijk had. De tranen stroomden letterlijk over ons wangen bij het uitdoen van de rode All Stars en laarzen, maar we leefden nog tenminste. En ik wist dat weefsel zo’n vierentwintig uur zonder bloed kan voordat er de bijl aan te pas moet komen. Na een half uur rijden kwamen we aan bij een thermisch bad. We waren nog steeds half bevroren dus de chauffeur raadde ons aan om dat bad in te gaan. Eerst leek het me een absurd idee om bij -20 in je bikini buiten te gaan staan. Maar toch.. als hij zegt dat je daar warm van wordt en dat je lichaam daar van hersteld, dan geloof ik dat. Dus we deden het. Het water was inderdaad lekker maar al snel voelde ik dat er iets niet helemaal goed ging, want je weet zelf wat er gebeurd als je een ijsblokje in een pan kokend water gooit. Dat blonde ijsblok was ik dus.. en tussen enkele opgeluchte mensen die ook in het badje waren gaan zitten was ik het enige - nou ja- huilende meisje met de witte voeten, die nou voelden alsof ze in de fik stonden. Gelukkig was daar weer de aardige chauffeur mijn voeten buiten het bad hield en begon te wrijven zodat het enigzins dragelijk werd…
Toen Britt en ik weer in de bus op weg naar San Pedro zaten konden we eigenlijk wel een beetje lachen om deze rumbo de suicidio. Maar echt, ik heb nog nooit zo vrijwillig geleden als die dag. Tegen enen waren we weer terug en hadden we enkele uren later nog een uitstapje naar de maanvallei. Dat lag echter op een half uurtje van de stad, en het was het stukje woestijnlandschap dat sterke overeenkomsten heeft met de maan. Overdonderend mooi zoiets.. veel zand en het was er tenminste warm.
Die avond in het hostel hebben we nog een klein feestje gebouwd in het hostel met de twee Ausie kamergenootjes en het groepje Chillies. We roosterden bananen met chocola in het vuur, er was wijn, pisco en nachos en tegen elven in alle joligheid van de alcohol vonden we dat we die avond maar sterren moesten gaan kijken bij het astronomisch platform. Om 23.00 ’s avonds zou de bus weer gaan vertrekken. We trokken onze mutsen, wanten, sokken en wollen onderbroeken maar weer aan en ook al vielen we bijna om van de hele dag… ik had dit laatste avontuur voor geen goud missen. We kwamen aan bij een plaats waar het nog donkerder was dan je nooit hebt kunnen zien, en twaalf grote telescopen stonden naar de hemel gericht. Om klokslag twaalf uur volgden we nog een klasje astronomie van een canadese expert en staarden we naar de miljoenen hemellichamen in de lucht. Eindelijk zag ik de maan van dichtbij, (ik was er immers die dezelfde dag natuurlijk nog geweest), de melkweg, een gaswolk die weer nieuwe sterren maakte, en zelfs de ring van saturnus was zichtbaar met behulp van een trapje naast de telescoop. Ik heb me hier nooit in verdiept.. en ondanks dat onze vervelende voeten er al weer begonnen te bevriezen trotseerde ik dit gevoel met hulp van de miljarden fascinerende puntjes aan de hemel. Tegen de klok van 2.30 A.M dus ja - wederom Ante meridiem -, waren we terug in het pittoreske ‘el nuevo amanecer’. Maar één ding wist ik zeker dat ik na deze suïcidale 24 uur het ‘amanecer’ maar even oversloeg...
....en lekker heel lang wou dromen over San Pedroooooooo…

Next: Santiago, Valparaíso, en Viña del mar

Liefs Eva