Om half zeven ’s ochtends hees ik mezelf in de metro naar Barajas en kon kiezen uit vier terminals, en gokte het op nummer twee. Ik gokte goed, gelukkig. Om 11.35 nam ik het vliegtuig naar Porto, en had zou om twaalf uur landen. Later had ik door dat de vlucht toch ietsje langer duurde dan twintig minuten, want de tijd gaat terug. Geland. Op de airport van Porto, wachtte João en Cristiana mij op en reden we een rondje door de universiteitsstad van Porto, en lunchen bij restaurantje vlakbij het roze gebouw van de faculteit. Hij zei me dat Cristiana ons naar het station Campanhá zou brengen en direct een trein naar Lisboa zouden pakken. Het zou drie en half uur uur reizen zijn. Om drie uur zaten we in de Alfa naar Lisboa en ik we keken foto’s en een film die we telkens onderbraken om te kijken naar alles wat we passeerden, van bruggen tot blauwbetegelde stationnetjes, duinen en aquaducten...
Het landschap veranderde, de zon draaide, en de zee werd langzaam goud toen we tegen zessen de buitenwijken van Lissabon passeerden. We kruisten na de Douro, de brede Taag, en reden later station Santa Apolónia binnen. Buiten, voor het station wachtten we twintig minuten op de eerste bus naar het huis van een meisje dat Maria heet, daar waar we zouden verblijven, het lichtblauw van Santa Apolónia, stak af tegen de inmiddels donkerblauwe hemel van een avond in Lissabon. Tegen zeven uur, en enkele verkeerd ingeslagen steegjes, waren we dan eindelijk boven in het huis. Een oud traditioneel Portugees huis, houten trappen en gebloemde tegeltjes. Op de vierde verdieping woonde Maria die hij kende uit Aveiro, met nog vier andere Portugese huisgenoten, en één Italiaan, die weliswaar de mooiste kamer bezat. We stationeerden onze spullen in een kamer. En gingen met zijn drieën boodschappen doen voor de cena. We eten kip en rijst en dronken wijn, dat in Portugal stukken goedkoper uitviel dan in Spanje, viel me op. Na het eten had ik moeite om mijn ogen open te houden en vroeg João of ik wou slapen. Ik weigerde en verzocht de Italiaan om koffie voor me te maken want ik moest de hele nacht nog mee. Hij lachte en deed het voor me zonder aarzelen. Rond middernacht liepen we met zeven man omhoog naar de Bairro Alto, een soort pittoresk 16e eeuws uitgaanswijkje van Lisboa, met een bruisend nachtleven, waarbij ik meteen aan Granada moest denken. De ijzeren lantaarn en kunstuitingen op de muren voelde riepen een Bohemien achtig gevoel op en er klonk Fado muziek. We passeerden een oude bar voor een net zo oude zoete wijn een (vinho velho), en speelden tafelvoetbal op dat er ook uitzag alsof het al een aantal eeuwen meeging. Het mocht de pret niet drukken, in tegendeel. Aan dat ene antieke glas wijn had ik overigens wel weer genoeg.
Donderdag de 12e werd zo langzaam maar zeker vrijdag de 13e, en ik vreesde voor wat er komen ging. Twee jaar geleden, op de dag des onheil in Italië, heb ik samen met Laura en Tineke namelijk vier uur op de trein kunnen wachten naar Rome die niet kwam, en op stip en sprong hebben we nog een veel te duur hotel hebben kunnen regelen. Daar zijn dat soort dagen dan voor. En toch, het was één van de beste dagen van 2009 uiteindelijk. Rond één uur ’s nachts, zat ik met drie mannen in de Taxi naar een discotheek van Lissabon, ‘de Lux’. Een van de mooiste discoteken waarbij je in twee gespreide benen binnen moet gaan, zo is de ingang. Prachtige moderne disco, met uitzicht op de Taag. Via een van de mannen, kwam ik gratis als een VIP binnen, met hem in plaats van de achttien euro entree te betalen. De muziek was goed, Moulinex, ik had er al over horen praten en we dansten tot een uur of zes tot dat we er bijna bij neervielen. We zijn weer per taxi naar huis gegaan.
Sexta- feira, 13 de fevereiro;
Lisboa - Cabeça de Cabra (Alentejo)
Lang geslapen hadden we niet. Geen tijd. Tegen één uur ’s middags werden we wakker van de zon die midden de kamer in scheen. Snel douchten en we ontbeten met zijn drieën, een studentikoze improvisatie van de overgebleven kip met pasta en kaas op het balkonnetje in de zon. Meer heb je niet nodig op dat moment. Een uur later lopen we door de stad naar de Baixo Chiado, de old style, en ietwat sjieke art nouveau wijk van Lisboa. Vele gebouwen uit deze wijk zijn destijds vernietigd door een vuurzee in 1988, dat waarschijnlijk begonnen in een restaurant. Maar de wijk is ervan hersteld besef ik, met Hermes en Cartier aan mijn rechterzijde. We passeren de gele en blauwe electricos, de trammetjes die voorbij komen rammelen, en slenteren door straatjes met uitzicht op de Taag. Ik volgde mijn Portugese gidsen. Ik zocht een plaatsje naast de bronzen dichter Fernando Pessoa in de zon, en João maakte een foto. We stopten voor een koffie bij een lounge van een museum en namen even later de ijzeren Santa Justa lift, die er net zo Art Nouveau uitzag als de rest. Het bouwwerk deed me deken aan de Eiffeltoren, en dat was nog niet eens zo’n blonde gedachte want het was blijkbaar ontworpen door een leerling van Eiffel. Via de lift kwamen we in een andere wijk terecht, in Bairro Alto. Lissabon is de stad van de heuvels wordt me verteld. Het ene deel licht hoog, het andere lager, vandaar. We lopen over een boulevard, en stoppen bij een volgende bar, dit keer voor een Portugees biertje, en daarna gingen we terug naar het huis van Maria, om onze tassen op te halen. We zouden het weekend naar het zuiden gaan.
Vijf uur ’s avonds, de zon verloor zijn kracht en we nemen de metro van Baixo Chiado, naar het busstation van Lisboa. We rennen voor kaartjes want we zijn laat, zoals altijd, maar bussen naar het zuiden wachten niet. Ook niet in Lissabon. Ik erachteraan, als laatste weliswaar, met mijn twee tassen en een doos wijn. Het kostte me zeker moeite, maar ik dacht er aan dat ik straks twee uur uit het raam kon kijken. We namen een bus, naar god weet waar, een plaats waar de paus nog niet passeert, zegt Pedro, de lange Portugese jongen met een vriendelijke uitstraling. We noemen hem Sines, omdat iedereen hem zo noemt, naar de stad waar hij vandaan komt. Sommige namen passen gewoon niet bij mensen en andere wel. Het was totaal geen Pedro, maar Sines en daar hielden we het maar op, we waren niet de enige. We laten Lissabon achter ons over de San Francisco II, de Golden Gate van de stad. Ik maakte een foto, want de zon zakte langzaam weg in de brede Taag, die ik telkens met de zee bleef verwarren. João en Sines praatten maar ik zette mijn IPod op en val met de doos naast me in slaap terwijl we naar de Alentejo (onder de Taag) rijden, en zelfs nog verder, naar een plaatsje waar het huis staat: ‘Cabeça de Cabra’. De landkaart in mijn hoofd liet me in de steek, ik had geen idee meer waar we ons bevonden.
Het was vroeg in de avond, en we kwamen aan in Granôla, de bus ging niet verder zei Sines, en zijn moeder wachtte buiten het kleine busstationnetje op ons. Het was al donker geworden inmiddels. We reden en praatten over onze landen, over Lisboa, Spanje en Portugal, en onze plannen. Plots vroeg ik me af waarom ik al een half uur geen licht aan de rechterzijde zag. ‘Omdat daar de zee is’ zegt João. Even ben ik stil. ‘Zee?’ Ik heb twee dagen een andere plaats in mijn hoofd gehad, het lukt me niet voor geest te halen, de plaats die ik in gedachte had stond toch echt ergens anders op de kaart in mijn hoofd, niet aan zee in ieder geval. ‘Dat heb ik toch gezegd’, zei hij, ‘dat het aan zee is’. Ik zeg dat ik het niet wist, ‘tu estás loca, Eva’ zei hij lachend. ‘Ik heb je toch foto’s gestuurd, van dat witte strand tussen de rotsen.. daar waar we vuur hebben gemaakt, en zijn blijven slapen’, ik heb je verteld, Eva, echt waar’… Ik was verbijsterd, en probeerde de weg te volgen, en zei maar niks. Terwijl ik aan mijn linkerkant ronde puntjes van de toren van een raffinaderij opdoemen, hoorde ik al een paar keer het woord ‘Marisol’ voorbij komen tussen de gesprekken door, ik vroeg me af wie het was maar ik durfde niks meer te vragen, in ieder geval niet over zeeën of foto’s noch wie ‘Marisol’ was… ‘Wacht maar tot het morgen licht is, Eva’, zegt João. Het werd langzaam maar zeker nog stiller in de auto, terwijl de oranje lettertjes van de autoradio vertelden dat het 20.47 was. We reden een zandweg op, ik hoorde de wind terwijl we de poorten van het landhuis zich openen, en zag nog net een bordje dat zegt dat het huis ‘Cabrinha de Baixo’ noemde. Ik stapte uit en ademde in. Het was fris, de geur van de zee. Buiten maakte ik kennis met de vader van Pedro die op ons stond te wachten, João reikte hem de doos wijn aan. Het gezicht van de man werd nog vriendelijker. Binnen in het Portugese landhuis was het warm, met een grote open haard, sofa’s, kleedden, kussen en bruine boekenkasten, mijn tassen worden gedragen. Ik hielp nog wat in de keuken, en dronk een glas witte Spumante leeg. Er lag zelfgebakken brood en kazen en noten op een houten plankje. Een tweede stuk brood met kaas, werd me aangereikt, en weigeren durfde ik niet. Tegen tienen, gingen we aan tafel, en de vader van Sines vraagt wat ik van Portugal vond, en hoe Lissabon was geweest, en we dronken een rode wijn uit de streek. João en Pedro noemden de plaatsen op waar we zijn geweest en iedereen knikte overeenstemmend, ik ook maar. De tafel stond vol met kleine bakjes en schaaltjes, twee kristallen glazen en zilveren bestek. We gingen racletten, een tikkeltje Zwitsers maar uiteraard met chorizo en kaas uit huis, en Portugese wijn, en we aten de Ovus Moles die João had meegenomen, een zoet lekkernij gemaakt van gesuikerde eieren uit Aveiro… Als snel voel ik me wat meer op mijn gemak en tegen een uur of twee, zetten João en ik koers naar Mar e Sol, het kleine vakantiehuisje waar we sliepen achter in de tuin, en even was blij dat ik niks heb gevraagd in de auto, maar ze was werkelijk prachtig, met een keukentje en een badkamer, een woongedeelte en een slaapkamer met vier dikke dekens, Mar e Sol...
Lisboa - Cabeça de Cabra (Alentejo)
Lang geslapen hadden we niet. Geen tijd. Tegen één uur ’s middags werden we wakker van de zon die midden de kamer in scheen. Snel douchten en we ontbeten met zijn drieën, een studentikoze improvisatie van de overgebleven kip met pasta en kaas op het balkonnetje in de zon. Meer heb je niet nodig op dat moment. Een uur later lopen we door de stad naar de Baixo Chiado, de old style, en ietwat sjieke art nouveau wijk van Lisboa. Vele gebouwen uit deze wijk zijn destijds vernietigd door een vuurzee in 1988, dat waarschijnlijk begonnen in een restaurant. Maar de wijk is ervan hersteld besef ik, met Hermes en Cartier aan mijn rechterzijde. We passeren de gele en blauwe electricos, de trammetjes die voorbij komen rammelen, en slenteren door straatjes met uitzicht op de Taag. Ik volgde mijn Portugese gidsen. Ik zocht een plaatsje naast de bronzen dichter Fernando Pessoa in de zon, en João maakte een foto. We stopten voor een koffie bij een lounge van een museum en namen even later de ijzeren Santa Justa lift, die er net zo Art Nouveau uitzag als de rest. Het bouwwerk deed me deken aan de Eiffeltoren, en dat was nog niet eens zo’n blonde gedachte want het was blijkbaar ontworpen door een leerling van Eiffel. Via de lift kwamen we in een andere wijk terecht, in Bairro Alto. Lissabon is de stad van de heuvels wordt me verteld. Het ene deel licht hoog, het andere lager, vandaar. We lopen over een boulevard, en stoppen bij een volgende bar, dit keer voor een Portugees biertje, en daarna gingen we terug naar het huis van Maria, om onze tassen op te halen. We zouden het weekend naar het zuiden gaan.
Vijf uur ’s avonds, de zon verloor zijn kracht en we nemen de metro van Baixo Chiado, naar het busstation van Lisboa. We rennen voor kaartjes want we zijn laat, zoals altijd, maar bussen naar het zuiden wachten niet. Ook niet in Lissabon. Ik erachteraan, als laatste weliswaar, met mijn twee tassen en een doos wijn. Het kostte me zeker moeite, maar ik dacht er aan dat ik straks twee uur uit het raam kon kijken. We namen een bus, naar god weet waar, een plaats waar de paus nog niet passeert, zegt Pedro, de lange Portugese jongen met een vriendelijke uitstraling. We noemen hem Sines, omdat iedereen hem zo noemt, naar de stad waar hij vandaan komt. Sommige namen passen gewoon niet bij mensen en andere wel. Het was totaal geen Pedro, maar Sines en daar hielden we het maar op, we waren niet de enige. We laten Lissabon achter ons over de San Francisco II, de Golden Gate van de stad. Ik maakte een foto, want de zon zakte langzaam weg in de brede Taag, die ik telkens met de zee bleef verwarren. João en Sines praatten maar ik zette mijn IPod op en val met de doos naast me in slaap terwijl we naar de Alentejo (onder de Taag) rijden, en zelfs nog verder, naar een plaatsje waar het huis staat: ‘Cabeça de Cabra’. De landkaart in mijn hoofd liet me in de steek, ik had geen idee meer waar we ons bevonden.
Het was vroeg in de avond, en we kwamen aan in Granôla, de bus ging niet verder zei Sines, en zijn moeder wachtte buiten het kleine busstationnetje op ons. Het was al donker geworden inmiddels. We reden en praatten over onze landen, over Lisboa, Spanje en Portugal, en onze plannen. Plots vroeg ik me af waarom ik al een half uur geen licht aan de rechterzijde zag. ‘Omdat daar de zee is’ zegt João. Even ben ik stil. ‘Zee?’ Ik heb twee dagen een andere plaats in mijn hoofd gehad, het lukt me niet voor geest te halen, de plaats die ik in gedachte had stond toch echt ergens anders op de kaart in mijn hoofd, niet aan zee in ieder geval. ‘Dat heb ik toch gezegd’, zei hij, ‘dat het aan zee is’. Ik zeg dat ik het niet wist, ‘tu estás loca, Eva’ zei hij lachend. ‘Ik heb je toch foto’s gestuurd, van dat witte strand tussen de rotsen.. daar waar we vuur hebben gemaakt, en zijn blijven slapen’, ik heb je verteld, Eva, echt waar’… Ik was verbijsterd, en probeerde de weg te volgen, en zei maar niks. Terwijl ik aan mijn linkerkant ronde puntjes van de toren van een raffinaderij opdoemen, hoorde ik al een paar keer het woord ‘Marisol’ voorbij komen tussen de gesprekken door, ik vroeg me af wie het was maar ik durfde niks meer te vragen, in ieder geval niet over zeeën of foto’s noch wie ‘Marisol’ was… ‘Wacht maar tot het morgen licht is, Eva’, zegt João. Het werd langzaam maar zeker nog stiller in de auto, terwijl de oranje lettertjes van de autoradio vertelden dat het 20.47 was. We reden een zandweg op, ik hoorde de wind terwijl we de poorten van het landhuis zich openen, en zag nog net een bordje dat zegt dat het huis ‘Cabrinha de Baixo’ noemde. Ik stapte uit en ademde in. Het was fris, de geur van de zee. Buiten maakte ik kennis met de vader van Pedro die op ons stond te wachten, João reikte hem de doos wijn aan. Het gezicht van de man werd nog vriendelijker. Binnen in het Portugese landhuis was het warm, met een grote open haard, sofa’s, kleedden, kussen en bruine boekenkasten, mijn tassen worden gedragen. Ik hielp nog wat in de keuken, en dronk een glas witte Spumante leeg. Er lag zelfgebakken brood en kazen en noten op een houten plankje. Een tweede stuk brood met kaas, werd me aangereikt, en weigeren durfde ik niet. Tegen tienen, gingen we aan tafel, en de vader van Sines vraagt wat ik van Portugal vond, en hoe Lissabon was geweest, en we dronken een rode wijn uit de streek. João en Pedro noemden de plaatsen op waar we zijn geweest en iedereen knikte overeenstemmend, ik ook maar. De tafel stond vol met kleine bakjes en schaaltjes, twee kristallen glazen en zilveren bestek. We gingen racletten, een tikkeltje Zwitsers maar uiteraard met chorizo en kaas uit huis, en Portugese wijn, en we aten de Ovus Moles die João had meegenomen, een zoet lekkernij gemaakt van gesuikerde eieren uit Aveiro… Als snel voel ik me wat meer op mijn gemak en tegen een uur of twee, zetten João en ik koers naar Mar e Sol, het kleine vakantiehuisje waar we sliepen achter in de tuin, en even was blij dat ik niks heb gevraagd in de auto, maar ze was werkelijk prachtig, met een keukentje en een badkamer, een woongedeelte en een slaapkamer met vier dikke dekens, Mar e Sol...
Sábado, 14 de fevereiro;
Cabeça de Cabra - Porto Covo - Sines
Half twaalf, ik hoorde mijn naam. De zon scheen weer harder dan ik ook maar een beetje had gehoopt. Ik stond op en zette voorzichtig een pas op de stenen voor het huisje, wreef in mijn ogen, en keek om mij heen. Ik dacht even dat ik mij in een schilderij bevond, ik voelde een hand op mijn schouder maar er schoot me even niks te binnen, pas twee minuten later kon ik slechts iedereen een goedemorgen wensen. Stel je voor, een tuin vol amandel en citroen en mandarijn bomen, lavendel, chilipeperplantjes, en een grote Eucalipta in het midden. Alles was al zo goed als in bloei. De olijfbomen aan mijn rechterkant stonden netjes geordend in het heuvelachtige landschap, en voor me lag het huis, met een groentetuin en wat wijnplantages ernaast. Ik nam een douche, en kleedde me aan om te gaan ontbijten in het witte landhuis waarvan de houten deur al openstond, en me uitnodigde om binnen te gaan. Ik passeerde de waslijn om de handdoek in de zon te hangen en terwijl ik de koffie mee naar de tafel wou nemen, wierp ik een blik uit het keukenraampje, en ik zag voor het eerst de het strand en de zee voor mij.
Na het ontbijt, rond één uur stapten we in de auto naar Porto Covo, een dorpje aan zee waar we Choqo Frito gingen eten. Een soort inktvis in een jasje, geen rubber maar zacht, met rijst en bonen en een glas wijn.. We liepen wat door het stadje waar het opvallend rustig was en na een half uur verlieten we het plaatsje voor een bezoek aan de stad Sines. Daar waar Vasco da Gama ooit vertrok. Er was verder niet veel te zien, op de zee, kasteelmuren, pleintje, en een ‘calzada portuguesa’ met de naam van de ontdekkingsreiziger in zwarte stenen gelegd, en een standbeeld van deze. Ik stationeerde me voor het bronzen beeld naast een canon, en keek uit over de zee die rustig was die dag, en probeerde me het gevoel voor te stellen. Even later, verlieten we het stadje en reden verder de kust af. En terwijl we in de jeep naar beneden reden over ruige zandwegen en asfalt, doemde opeens een eiland op, ‘La pesseguiera’ (perzik eiland), en stopten we bij een strandpaviljoen. Met zijn drieën keken we tien minuten lang voor ons op een houten bankje naar de zee. Ik zag stelletjes voor bij lopen, en besefte evens dat ik deze Valentijnsdag niet met één man, maar met twee doorbracht. Ik moest vast de enige zijn.. We beslisten we wat we die avond gingen eten. Ik mocht kiezen. João wist het antwoord natuurlijk allang.
De bacalhau lag in een bakje water te ontdooien, en we begonnen met het maken van het toetje, ‘Dulce de Leche’, hij zei dat hij het toetje het minst leuk vond om te maken, dus ik deed de rest maar, terwijl Pedro de eiwitten klopte, en een poging deed om de amandelen van de boom in stukken de hakken in de keukenmachine. Zijn moeder hielp ook mee, en schonk wederom vier glazen champagne in. Terwijl we praatten, viel de avond en plots verliet João de keuken en duwde me voor hem uit.. ‘Kijk dan, Eva’ zei hij. De lucht was rood en de zon was een laaghangende vuurbal, ... Ik klom bovenop de molensteen- tafel in de tuin, en keek het tafereel langzaam af, totdat de zon verdronk. De kazen, de bacalhau, en ook het toetje waren weer fantastisch, evenals de wijnen, dat het onderwerp van de avond werd. De man vroeg wat ik van de Portugese wijnen vond, en João zei dat we in Granada altijd Porto Cruz dronken, het enige merk wat er te koop was in de Mercadona. Het was helemaal niet slecht, overigens. Hij vroeg wat ik prefereerde, en ik gokte Ruby, Rood (want de rest had ik nog nooit gedronken) ‘Zoet of Droog’, ‘Droog’ zei ik. De man verdween voor even, en kwam terug met bestofte fles met een vergeeld etiket, een Fonseca uit 1994. Voor jou, zei hij. Je hebt een week de tijd om hem op te drinken. Ik was weer sprakeloos, en keek naar João en Pedro die naar me glimlachten, ik bedankte de man uitbundig, en genoot van de laatste avond in de Alentejo, want morgen zouden we terug naar Lissabon reizen. Die avond gingen we nog even naar Sines, en dronk ik een Caipirinha voor de afwisseling, in de lokale bar. Het was er vol studenten die de weekenden doorbrachten bij hun ouders in de stad, die nog niet eens over een universiteit beschikte. En mensen die Pedro en João nog kenden van een feest dat er ooit in de zomer was geweest. Zo ook Camilo, een surfleraar die een piso had in de stad, waar we nog wat gingen drinken. Zo rond vieren waren we weer terug in Cabeça de Cabra.
Cabeça de Cabra - Porto Covo - Sines
Half twaalf, ik hoorde mijn naam. De zon scheen weer harder dan ik ook maar een beetje had gehoopt. Ik stond op en zette voorzichtig een pas op de stenen voor het huisje, wreef in mijn ogen, en keek om mij heen. Ik dacht even dat ik mij in een schilderij bevond, ik voelde een hand op mijn schouder maar er schoot me even niks te binnen, pas twee minuten later kon ik slechts iedereen een goedemorgen wensen. Stel je voor, een tuin vol amandel en citroen en mandarijn bomen, lavendel, chilipeperplantjes, en een grote Eucalipta in het midden. Alles was al zo goed als in bloei. De olijfbomen aan mijn rechterkant stonden netjes geordend in het heuvelachtige landschap, en voor me lag het huis, met een groentetuin en wat wijnplantages ernaast. Ik nam een douche, en kleedde me aan om te gaan ontbijten in het witte landhuis waarvan de houten deur al openstond, en me uitnodigde om binnen te gaan. Ik passeerde de waslijn om de handdoek in de zon te hangen en terwijl ik de koffie mee naar de tafel wou nemen, wierp ik een blik uit het keukenraampje, en ik zag voor het eerst de het strand en de zee voor mij.
Na het ontbijt, rond één uur stapten we in de auto naar Porto Covo, een dorpje aan zee waar we Choqo Frito gingen eten. Een soort inktvis in een jasje, geen rubber maar zacht, met rijst en bonen en een glas wijn.. We liepen wat door het stadje waar het opvallend rustig was en na een half uur verlieten we het plaatsje voor een bezoek aan de stad Sines. Daar waar Vasco da Gama ooit vertrok. Er was verder niet veel te zien, op de zee, kasteelmuren, pleintje, en een ‘calzada portuguesa’ met de naam van de ontdekkingsreiziger in zwarte stenen gelegd, en een standbeeld van deze. Ik stationeerde me voor het bronzen beeld naast een canon, en keek uit over de zee die rustig was die dag, en probeerde me het gevoel voor te stellen. Even later, verlieten we het stadje en reden verder de kust af. En terwijl we in de jeep naar beneden reden over ruige zandwegen en asfalt, doemde opeens een eiland op, ‘La pesseguiera’ (perzik eiland), en stopten we bij een strandpaviljoen. Met zijn drieën keken we tien minuten lang voor ons op een houten bankje naar de zee. Ik zag stelletjes voor bij lopen, en besefte evens dat ik deze Valentijnsdag niet met één man, maar met twee doorbracht. Ik moest vast de enige zijn.. We beslisten we wat we die avond gingen eten. Ik mocht kiezen. João wist het antwoord natuurlijk allang.
De bacalhau lag in een bakje water te ontdooien, en we begonnen met het maken van het toetje, ‘Dulce de Leche’, hij zei dat hij het toetje het minst leuk vond om te maken, dus ik deed de rest maar, terwijl Pedro de eiwitten klopte, en een poging deed om de amandelen van de boom in stukken de hakken in de keukenmachine. Zijn moeder hielp ook mee, en schonk wederom vier glazen champagne in. Terwijl we praatten, viel de avond en plots verliet João de keuken en duwde me voor hem uit.. ‘Kijk dan, Eva’ zei hij. De lucht was rood en de zon was een laaghangende vuurbal, ... Ik klom bovenop de molensteen- tafel in de tuin, en keek het tafereel langzaam af, totdat de zon verdronk. De kazen, de bacalhau, en ook het toetje waren weer fantastisch, evenals de wijnen, dat het onderwerp van de avond werd. De man vroeg wat ik van de Portugese wijnen vond, en João zei dat we in Granada altijd Porto Cruz dronken, het enige merk wat er te koop was in de Mercadona. Het was helemaal niet slecht, overigens. Hij vroeg wat ik prefereerde, en ik gokte Ruby, Rood (want de rest had ik nog nooit gedronken) ‘Zoet of Droog’, ‘Droog’ zei ik. De man verdween voor even, en kwam terug met bestofte fles met een vergeeld etiket, een Fonseca uit 1994. Voor jou, zei hij. Je hebt een week de tijd om hem op te drinken. Ik was weer sprakeloos, en keek naar João en Pedro die naar me glimlachten, ik bedankte de man uitbundig, en genoot van de laatste avond in de Alentejo, want morgen zouden we terug naar Lissabon reizen. Die avond gingen we nog even naar Sines, en dronk ik een Caipirinha voor de afwisseling, in de lokale bar. Het was er vol studenten die de weekenden doorbrachten bij hun ouders in de stad, die nog niet eens over een universiteit beschikte. En mensen die Pedro en João nog kenden van een feest dat er ooit in de zomer was geweest. Zo ook Camilo, een surfleraar die een piso had in de stad, waar we nog wat gingen drinken. Zo rond vieren waren we weer terug in Cabeça de Cabra.
Domingo, 15 de Fevereiro:
Cabeça de Cabra - Lisboa
De volgende dag, keek ik nog even goed om me heen voordat we uit Cabeça de Cabra wegreden, per auto naar een station, waarvan ik de naam niet meer weet, om de trein te pakken richting Lisboa. Sines zou verder gaan naar Aveiro, hij moest immers maandag weer gewoon beginnen, ik geloof dat hij informatica studeert. We kochten kaartjes in de trein, en na drie uur stapten we uit in Santa Apolónia, terug in Lisboa, en namen de metro naar het huis van Maria, wegens problemen met de bus. We gingen boodschappen doen en kookten samen pasta voor het huis, het was zondag en Lissabon leek wel uitgestorven, we liepen wat door het standsdeel maar gingen niet al te ver en met de Italiaanse huisgenoot van Maria keken we een voetbalwedstrijd in de bar tegenover het huis, en dronken een biertje. Benfica verloor die avond. Uitgaan deden we niet, want de volgende dag moesten we vroeg opstaan om de stad te gaan bekijken. We praatten nog wat, keken een film en gingen vroeg slapen.
Cabeça de Cabra - Lisboa
De volgende dag, keek ik nog even goed om me heen voordat we uit Cabeça de Cabra wegreden, per auto naar een station, waarvan ik de naam niet meer weet, om de trein te pakken richting Lisboa. Sines zou verder gaan naar Aveiro, hij moest immers maandag weer gewoon beginnen, ik geloof dat hij informatica studeert. We kochten kaartjes in de trein, en na drie uur stapten we uit in Santa Apolónia, terug in Lisboa, en namen de metro naar het huis van Maria, wegens problemen met de bus. We gingen boodschappen doen en kookten samen pasta voor het huis, het was zondag en Lissabon leek wel uitgestorven, we liepen wat door het standsdeel maar gingen niet al te ver en met de Italiaanse huisgenoot van Maria keken we een voetbalwedstrijd in de bar tegenover het huis, en dronken een biertje. Benfica verloor die avond. Uitgaan deden we niet, want de volgende dag moesten we vroeg opstaan om de stad te gaan bekijken. We praatten nog wat, keken een film en gingen vroeg slapen.
Segunda -feira, 16 de Fevereiro;
Paseo por Lisboa - Aveiro
Tien uur stonden we paraat. De hele dag lopen, maar dat kan ik goed, dus daar maakte me mij geen zorgen over. We namen een gele electrico naar de wijk Alfama, de historische ziel van Lissabon, gesticht door de Romeinen en Visigothen met een Moorse naam. Het is de wijk van de Fado en van de middeleeuwse taferelen, van de kastelen en de kerken en van de Miradouro, het uitzichtpunt over de Taag. Bovenin bevind zich het Castelo de Sao Jorge. Veroverd door de eerste koning Henrique van Portugal, in 1147. Zelfs de kanonnen zijn nog intact, we hebben ons er mee vermaakt. We liepen nog wat door het centrum van de stad, en namen bus 28 naar door naar de wijk Belém, de wijk van de Portugese ontdekkingsreizigers. De zon scheen fel en we liepen langs de UNESCO Torre de Belém, naar het Monumento de descubrimentos. Het monument van Prins Henrique, de navigator van de eerste expedities ter verovering van Ceuta in Marokko, en Bartholomeus Dias, Ferdinand Magelhaes, en Vasco da Gama en Christopher Columbus die hier ook ooit is gestopt. De 25 april brug, over de Taag ontging ons ook niet. We lunchten samen in een Churrasquería in Belém, en als toetje aten we de beroemde Portugese custard taartjes in een traditionele Pastelería; los famosos pasteles de Belém.
Tegen vieren nemen we de bus naar het centrum waar een oude man me nog een geschiedenis les gaf, hij sprak wel vijf talen, met mij sprak hij Spaans. João lachte en viel overeenstemmend bij. ‘Heb ik je toch verteld dat de Filippijnen eerst Portugees was’ zei hij. ‘Sí claro’, zeg ik. Vijf uur, we namen de Alfa naar Aveiro, 24 euro, maar dan ben je er wel zo. Half acht wachtte de vader van João ons op in Aveiro. ’s Avonds aten we konijn, met de familie, en zijn zus en vriend. En ik bood iedereen maar een glas van de Fonseca aan. In een week haalde ik dat nooit namelijk. Later gingen we nog wat drinken met Nando, Lino en Rita, vrienden, die ik al ooit in Granada had ontmoet met Oud en Nieuw.
Paseo por Lisboa - Aveiro
Tien uur stonden we paraat. De hele dag lopen, maar dat kan ik goed, dus daar maakte me mij geen zorgen over. We namen een gele electrico naar de wijk Alfama, de historische ziel van Lissabon, gesticht door de Romeinen en Visigothen met een Moorse naam. Het is de wijk van de Fado en van de middeleeuwse taferelen, van de kastelen en de kerken en van de Miradouro, het uitzichtpunt over de Taag. Bovenin bevind zich het Castelo de Sao Jorge. Veroverd door de eerste koning Henrique van Portugal, in 1147. Zelfs de kanonnen zijn nog intact, we hebben ons er mee vermaakt. We liepen nog wat door het centrum van de stad, en namen bus 28 naar door naar de wijk Belém, de wijk van de Portugese ontdekkingsreizigers. De zon scheen fel en we liepen langs de UNESCO Torre de Belém, naar het Monumento de descubrimentos. Het monument van Prins Henrique, de navigator van de eerste expedities ter verovering van Ceuta in Marokko, en Bartholomeus Dias, Ferdinand Magelhaes, en Vasco da Gama en Christopher Columbus die hier ook ooit is gestopt. De 25 april brug, over de Taag ontging ons ook niet. We lunchten samen in een Churrasquería in Belém, en als toetje aten we de beroemde Portugese custard taartjes in een traditionele Pastelería; los famosos pasteles de Belém.
Tegen vieren nemen we de bus naar het centrum waar een oude man me nog een geschiedenis les gaf, hij sprak wel vijf talen, met mij sprak hij Spaans. João lachte en viel overeenstemmend bij. ‘Heb ik je toch verteld dat de Filippijnen eerst Portugees was’ zei hij. ‘Sí claro’, zeg ik. Vijf uur, we namen de Alfa naar Aveiro, 24 euro, maar dan ben je er wel zo. Half acht wachtte de vader van João ons op in Aveiro. ’s Avonds aten we konijn, met de familie, en zijn zus en vriend. En ik bood iedereen maar een glas van de Fonseca aan. In een week haalde ik dat nooit namelijk. Later gingen we nog wat drinken met Nando, Lino en Rita, vrienden, die ik al ooit in Granada had ontmoet met Oud en Nieuw.
Terça - feira, 17 de fevereiro;
Aveiro - Porto
De volgende dag, hadden we wederom een stevig ontbijt, de beste Hamburgers van de stad, samen met Sines die we weer ontmoeten en een andere jongen. Ramonas was een typisch studenten café, waar veel jonge mensen gingen lunchen. Het viel zwaar, en we gingen naar Costa Nova voor een koffie, het strand waar hij altijd surfde. Terwijl de jongens praatten, liep ik wat over het strand en vond een mooi wit schelpje, dat ik in mijn zak bewaarde ter herinnering. João zei dat de golven vandaag slecht waren, niks om op te surfen, ze braken te snel. Maar dat maakte me niet uit natuurlijk. We namen afscheid van de jongens en we reden met de auto naar het centrum van de stad waar hij me zijn stad liet zien. Het was, een gezellig geheel, een vissersdorpje, met een soort van gondels in het kanaal, ergens zag ik wel wat overeenkomsten met Nederland, vooral in de gevels van de gekleurde huisjes aan het kanaal. Hij zei, dat Aveiro ook wel het Venetië van Portugal werd genoemd. De huisjes waren bekleed met gekleurde tegeltjes, traditioneel, en de straat, was ingelegd met taferelen die met de zee te maken hadden. We stopten even bij een huis met een enorm ‘Brazón’ een soort familie symbool, dat betekent dat er een rijke familie moest hebben gewoond. Hij vertelde dat het een droom was om ooit zo’n huis te bezitten. Ik knikte. We reden door naar de Salineras, de zoutvelden, die tegenwoordig verlaten zijn, het levert niets meer op, en hij vertelde over hoe dat in zijn werking moest zijn gegaan. Ik luisterde. Het was al tegen achten, we aten thuis, die avond zouden we met de trein van 23 h terug naar Porto gaan.
Aveiro - Porto
De volgende dag, hadden we wederom een stevig ontbijt, de beste Hamburgers van de stad, samen met Sines die we weer ontmoeten en een andere jongen. Ramonas was een typisch studenten café, waar veel jonge mensen gingen lunchen. Het viel zwaar, en we gingen naar Costa Nova voor een koffie, het strand waar hij altijd surfde. Terwijl de jongens praatten, liep ik wat over het strand en vond een mooi wit schelpje, dat ik in mijn zak bewaarde ter herinnering. João zei dat de golven vandaag slecht waren, niks om op te surfen, ze braken te snel. Maar dat maakte me niet uit natuurlijk. We namen afscheid van de jongens en we reden met de auto naar het centrum van de stad waar hij me zijn stad liet zien. Het was, een gezellig geheel, een vissersdorpje, met een soort van gondels in het kanaal, ergens zag ik wel wat overeenkomsten met Nederland, vooral in de gevels van de gekleurde huisjes aan het kanaal. Hij zei, dat Aveiro ook wel het Venetië van Portugal werd genoemd. De huisjes waren bekleed met gekleurde tegeltjes, traditioneel, en de straat, was ingelegd met taferelen die met de zee te maken hadden. We stopten even bij een huis met een enorm ‘Brazón’ een soort familie symbool, dat betekent dat er een rijke familie moest hebben gewoond. Hij vertelde dat het een droom was om ooit zo’n huis te bezitten. Ik knikte. We reden door naar de Salineras, de zoutvelden, die tegenwoordig verlaten zijn, het levert niets meer op, en hij vertelde over hoe dat in zijn werking moest zijn gegaan. Ik luisterde. Het was al tegen achten, we aten thuis, die avond zouden we met de trein van 23 h terug naar Porto gaan.
Aveiro -Porto Campanhá. Rond middernacht wachtte Claudia op ons in de rode mini om ons mee te nemen naar haar huis waar we die nacht zouden slapen. We dronken thee met koekjes, en we praatten nog wat aan de tafel in het mooie huis. Maar omdat we moe waren, keken we nog een film de volgende dag zouden we de stad gaan verkennen. Die avond kreeg ik nog een mail die ik liever niet wilde dat ik het had gelezen en ik heb in tranen de halve koektrommel maar opgegeten. Ik kom er wel uit, dacht ik, plannen genoeg.
Quarta - feira, 18 de fevereiro;
Porto - Gaia
Tegen twaalf uur pas stonden we op. Ik had de halve nacht niet geslapen, en na een ontbijtje in de keuken van Claudia, gingen we naar de faculteit, waar we wachtten op Cristiana die om twee uur les had. We zouden in de stad, ook nog de club van Lissabon ontmoeten wat die hadden om acht uur een vlucht naar Barcelona, waar ze het weekend zouden verblijven, we gingen Francesinhas eten vlakbij Campanha. Een enorme sandwich uit Porto, met verschillende soorten vlees en kaas, en saus. Ook hiervan is de geschiedenis bekend, en het heeft te maken met de Franse emigranten die van resten geroosterd brood, kaas en vlees of vis een stevig gerecht wisten te maken. De saus is het geheim. Je kunt er de hele dag op vooruit. Ik koos er een met vis, dat lag niet al te zwaar. We namen afscheid van de club en wensten ze veel plezier.
Vier uur. We namen de metro naar Gaia. De andere kant van de rivier, en liepen de brug naar beneden tot de Douro, om een wijn kelders te bezoeken. We haasten ons naar benee want we hadden geen idee hoe laat ze zouden sluiten. Uit het enorme aanbod aan merken kozen we voor Sandeman, een merk met een soort grote batman als logo. Eenmaal tussen de vaten, werden we rondgeleid en alles werd uitgelegd in het Portugees over de tawny en de ruby, de houten vloeren en vaten, het productie proces, de wijnbouw en tot slot een proeverij, het beste deel natuurlijk. ‘Als je het niet snapt vraag het maar aan mij’, fluisterde João, maar de vrouw praatte duidelijk genoeg. Toen we de kelders uit kwamen, moesten we nog naar boven, mijn benen waren zwaar en de zon ging al bijna onder. Hij wilde me per se het uitzicht over de stad laten zien. Ik liep de weg, iets langzamer, maar het waarde de moeite. De stad van de zes bruggen was op zijn mooist op dit moment. We daalden af, en hoorde een oude man ondragelijk huilen. ‘Ik kan dat soort dingen niet aanhoren’ zei ik, ‘ik ook niet’ zei hij. We liepen verder, en het gehuil werd langzaam overstemd door de trein, die beneden over de ijzeren brug denderde. Zeven uur, en we haasten ons naar de faculteit waar Cristiana ons opwachtte, om onze spullen op te halen bij het huis van Claudia. We gingen nog even koffie drinken met zijn vieren aan het strand en João ging terug naar Aveiro. Ik bleef bij Cristiana, want ik zou Porto in één dag niet halen. We namen vluchtig afscheid, en Cris en ik zetten koers richting Rio Tinto, het stadsdeel waar ze woont. En waar we gegrild vlees met salade aten, en aardbeien... Die nacht gingen we nog even shoppen in een winkelcentrum dat tot middernacht open was en later wisselden we onze avonturen uit in een cocktailbar, met Sandra een vriendin die net uit Brazil kwam, en tegen vieren gingen we lachend te voet door de Mc Drive.
Quarta - feira, 18 de fevereiro;
Porto - Gaia
Tegen twaalf uur pas stonden we op. Ik had de halve nacht niet geslapen, en na een ontbijtje in de keuken van Claudia, gingen we naar de faculteit, waar we wachtten op Cristiana die om twee uur les had. We zouden in de stad, ook nog de club van Lissabon ontmoeten wat die hadden om acht uur een vlucht naar Barcelona, waar ze het weekend zouden verblijven, we gingen Francesinhas eten vlakbij Campanha. Een enorme sandwich uit Porto, met verschillende soorten vlees en kaas, en saus. Ook hiervan is de geschiedenis bekend, en het heeft te maken met de Franse emigranten die van resten geroosterd brood, kaas en vlees of vis een stevig gerecht wisten te maken. De saus is het geheim. Je kunt er de hele dag op vooruit. Ik koos er een met vis, dat lag niet al te zwaar. We namen afscheid van de club en wensten ze veel plezier.
Vier uur. We namen de metro naar Gaia. De andere kant van de rivier, en liepen de brug naar beneden tot de Douro, om een wijn kelders te bezoeken. We haasten ons naar benee want we hadden geen idee hoe laat ze zouden sluiten. Uit het enorme aanbod aan merken kozen we voor Sandeman, een merk met een soort grote batman als logo. Eenmaal tussen de vaten, werden we rondgeleid en alles werd uitgelegd in het Portugees over de tawny en de ruby, de houten vloeren en vaten, het productie proces, de wijnbouw en tot slot een proeverij, het beste deel natuurlijk. ‘Als je het niet snapt vraag het maar aan mij’, fluisterde João, maar de vrouw praatte duidelijk genoeg. Toen we de kelders uit kwamen, moesten we nog naar boven, mijn benen waren zwaar en de zon ging al bijna onder. Hij wilde me per se het uitzicht over de stad laten zien. Ik liep de weg, iets langzamer, maar het waarde de moeite. De stad van de zes bruggen was op zijn mooist op dit moment. We daalden af, en hoorde een oude man ondragelijk huilen. ‘Ik kan dat soort dingen niet aanhoren’ zei ik, ‘ik ook niet’ zei hij. We liepen verder, en het gehuil werd langzaam overstemd door de trein, die beneden over de ijzeren brug denderde. Zeven uur, en we haasten ons naar de faculteit waar Cristiana ons opwachtte, om onze spullen op te halen bij het huis van Claudia. We gingen nog even koffie drinken met zijn vieren aan het strand en João ging terug naar Aveiro. Ik bleef bij Cristiana, want ik zou Porto in één dag niet halen. We namen vluchtig afscheid, en Cris en ik zetten koers richting Rio Tinto, het stadsdeel waar ze woont. En waar we gegrild vlees met salade aten, en aardbeien... Die nacht gingen we nog even shoppen in een winkelcentrum dat tot middernacht open was en later wisselden we onze avonturen uit in een cocktailbar, met Sandra een vriendin die net uit Brazil kwam, en tegen vieren gingen we lachend te voet door de Mc Drive.
Quinta - feira, 19 de Fevereiro;
Paseo por Porto
We sliepen tot de wekker ging, en Cristiana en ik bleven slechts anderhalf uur liggen voordat we opstonden. De matras was te goed. Douchen, aankleden kostte ook nog een uur, dit keer wel gelukkig, want met een jongen is dat toch altijd anders, ook al douchte ik meestal al eerst ;). We stapten in de auto richting Bom Fim, waar de moeder van Cristiana een lunchzaakje had, en we de auto probleemloos konden parkeren, om zo te voet het centrum van Porto te verkennen. We liepen de gehele route, met een gids uit de stad zelf, beter kon ik het weer niet treffen. Via de winkelstraat Santa Catarina, liepen we naar Sao Bento, het oude station waar het hele ontdekkingsverhaal in blauwe tegeltjes op de muur stond, langs de beurs van Porto, de Mercado, de fameuze boekwinkel Lelo, de kathedraal, en nog meer. We lunchen beneden in de Ribeira onder de ijzeren brug, ontworpen door Gustave Eiffel. Eén van de zes bruggen van de stad. We liepen nog meer bezienswaardigheden af en wat traditionele winkels, en gingen we lekker sjiek koffie drinken in de Majestic. De foto’s zullen genoeg vertellen. Tegen negenen reden we richting huis. We aten gegrilde Dorade en daarna reden we nog even de stad door. De volgende dag zou ik naar het landhuis gaan in de Portugese Siërra van de familie, na het bezoeken van het strand in Matosinhos, dat had ik nog niet gezien.
Sexta - feira, 20 de fevereiro;
Porto - Matosinhos - Braga
Vrijdag de 20e was het qua opstaan ongeveer hetzelfde verhaal, het is ook nooit mijn sterkste kant geweest. Cris en reden tegen tweeën langs de broodjeszaak naar het strand van Matosinhos, waar we een rondje maakten, een eigen versie op Chiki Chiki zongen en daarna richting de groene long van de stad; het stadpark van Porto, waar we lunchten en onze plannen bespraken. Plots belde João, dat de verwarming kapot was in het landhuis in de Siërra, hij was er geweest met zijn vader en vertelde dat het er veel te koud is om te blijven slapen. Ik had twee keuzes, en daar houd ik eigenlijk niet zo van, want daar ben ik slecht in. Of ik kon terug naar Aveiro gaan vanavond, of nog een dagje in Porto blijven. Uiteindelijk werd het geen van beide, want Cristiana kwam met een briljant plan, en belde Sandra of we die avond nog in Braga konden blijven slapen. Zo gezegd zo gedaan. Tegen vier uur zaten we in de trein Rio Tinto - Braga, en vijf uur werden we opgehaald door dezelfde Sandra, uit Braga. We liepen wat door de stad, en reden we richting de boerderij van haar ouders, dat op twintig minuten rijden lag. Het boerderijtje lag er vreedzaam bij, en volgens het leek alsof ze in de negentiende eeuw waren blijven steken. Naar de supermarkt hoefden ze vast nooit, want de groenten en kruiden kwamen uit de tuin, de kiwi’s appels, citroenen uit de boom, de kippen en de konijnen werden thuis geslacht. Puurder kan je het niet krijgen. Na het eten reden we richting stad waar we nog een ijsje gingen eten, en besloten we dat we de volgende dag richting Bom Jesus zouden gaan. Een plaats waar je van al je zonden zou worden verlost, verkondigde Sandra met een knipoog…
Sábado, 21 de Fevereiro:
Braga - Bom Jesus vs. Aveiro
Als ik de titel hier boven zie staan moet ik eigenlijk al lachen als ik terug denk. Bom Jesus en Aveiro, een contradictie in terminis, vandaar de ‘versus’. Deze keer stonden we niet al te laat op, want klokslag één uur konden we een lift krijgen terug naar Porto, bovendien moest Cristiana om drie uur werken, en wilde ik nog naar het strand in Aveiro. We raceten naar het Lourdes van Braga, namen een trein naar boven, liepen wat rond door het rustoord en namen de trappen weer naar beneden. Het was een mooie rustige plek, met een mooi uitzicht had je wel over de stad. Bovendien werden onze zonden voorgoed kwijtgescholden, en dat mag ook wel naar een half jaar Granada, en rond kwart voor één aten we nog snel iets van de boerderij, en stapten we in de auto richting Porto. Cristiana en ik namen afscheid op het station Porto - Campanha. Het was een beetje vreemd, want ik heb geen idee wanneer ik haar weer zal zien. Niks is zeker. Ik nam de trein van drie uur naar Aveiro, en rond vieren zat ik in een bar in het centrum met wat vrienden en familieleden van João, het was stralend weer, maar lachen kon ik niet. Dat werd mij onmogelijk gemaakt door mijn nieuwe drie euro zonnebril die ik helaas niet had getest op een glimlach, want dan ging hij scheef van staan... Ik deed hem maar omhoog dan. We gaan meteen door zei hij, want er is een feestje gaande bij mijn ooms, die ik al eens had ontmoet, toen ze hem op kwamen zoeken in Granada. Het was een groot tuinfeest, er werd gezongen, gedronken en gedanst en er waren veel lekkere dingen en ik werd hartelijk ontvangen en van alle kanten werd me van alles aangereikt door de grote Portugese familie, ik heb zelfs nog een serenade gehad, en een eigen kan wijn uit de kelder. Het moet niet gekker worden dacht ik... We keken een voetbalwedstrijd na het feest in het huis van een van de ooms, en daarna gingen we te voet naar een ander huis in het dorp, waar zijn ouders waren, want autorijden dat zat er echt niet meer in en we moesten wel met hen meerijden wilden we thuis komen. Eenmaal in het huis, kreeg ik weer de hele historie van Portugal te horen, maar ik vond het niet erg, de meesten weten dat ik een persoon ben dat je bij mij gerust alles twee of drie keer kan herhalen, graag zelfs. We deden nog een poging om een film te kijken, maar na tien minuten trok ik het niet meer.. Bom Jesus, Porto, Aveiro, zon, strand, zee en feest, én die kan met wijn, dan houdt het langzaam op…
Domingo, 22 de fevereiro:
Aveiro - Porto - Madrid - Granada
De volgende dag, 8.30 maakte zijn vader ons wakker, ik nam een douche, pakte mijn spullen bij elkaar en we ontbeten nog met de familie beneden. Ik bedankte zijn ouders en rond half tien reden we naar de airport in Porto, en ik wachtte op het vliegtuig naar Madrid. ‘Tot donderdag’ zei ik, en gaf hem mijn boek van Lorca... De tijd ging vooruit, en ik wachtte vier uur lang op Estación del Sur op de eerste bus naar Granada. Natuurlijk was mijn IPod leeg, mijn laptop leeg, en mijn telefoon zonder batterij. Slechts mijn camera functioneerde nog. Ik vroeg mezelf dringend af, hoe ik erbij kwam, om die camera de avond van vertrek op te laden, en de rest niet. Da's me werkelijk een raadsel, de blauw geruite kan misschien? Maar gelukkig, op het Estación del Sur vond ik gelukkig een stekkendoos achter een paar stoelen, en plugde alles vast, ik leek wel een communicatie centrum. Maar goed. Ik had immers vier lange uren de tijd. Ik belde Marieke dat ik helaas niet naar het afscheidsetentje kon komen, vanwege de vertraging, en om 18.30 zat ik in de bus Madrid - Granada. Nog eens vijf uur, maar wel mét muziek. Eenmaal thuis in Granada, nam ik een taxi naar Realejo en we verdwenen in een bar met Calle Salamanca, Reyes Católicos en het huis bij de kathedraal, om de laatste avond van Marieke te vieren. 4.25 werd ik herenigd met mijn bed, boven de Castellana, waar ik enkel nog tot 5 maart zal blijven. Aftellen, doe ik maar niet…
Ik bedank iedereen, heel Portugal, het was een (allememaggisch) mooie reis…
Eva
No hay comentarios:
Publicar un comentario