miércoles, 6 de mayo de 2009

Las mañanas cusqueñas

Cusco, dag drie. De volgende dag had ik gek genoeg geen wekker nodig. In ieder geval, geen telefoons of muziekspelers, noch andere moderne uurwerken. De hanen ietsje verderop lieten duidelijk van zich horen deze ochtend, door de toch wel enkele beglazing van het hostal. Lekker primitief, maar de snooze –functie van dit Peruaans gevederte doet het gegarandeerd, en je kan het helaas niet uitzetten. Nou ja, ieder voordeel heb z’n nadeel zeg ik altijd maar, want als je om kwart voor acht op staat, ben je wél de eerste in de douche, de eerste voor het ontbijt, de eerste achter de enige computer in’t hostel, en heb je als eerste de spiegel en alle tijd om ook nog je haar te doen en je spullen bij elkaar te zoeken, én vervolgens de halve Lonely Planet uit te lezen, denk je, en voor je het wist was het half elf en stonden Tineke, Sandra en ook onze Ángel weer klaar om weer naar de bus te gaan. Destino?... Valle Sagrado, oftewel de Heilige Vallei.

Dit keer was ik al minder enthousiast als voorheen want een bus is altijd weer hetzelfde verhaal. Je rijdt ergens naartoe, je stapt uit, loopt rond, luistert naar de gids, stapt in en de bus rijd weer verder. Zo ging het ook precies, dus om een lang en saai verhaal kort te maken. De eerste halte was een kleine artesanía langs de kant van de weg, en vervolgens Pisac, de eerste Inca en pré- Inca ruines, met een astronomisch observatorium. Ik hoor jullie denken, nog meer stenen?Ja, maar voor mij is dat leuk, want ik kan alles vergelijken met dat wat ik ooit eerder ergens anders heb gezien, tussen de verschillende inheemse culturen, plus daarbij dat je er altijd weer iets Quest- achtigs van opsteekt. Toch moesten we in Pisac langer moesten lopen dan we dachten, langs een afgrond weliswaar en ook al heb je dit niet in de laaglanden, geloof me, het went. In goed gezelschap van wat Brazilianen en Argentijnen, (Tien had ze ook al gespot), hadden we behalve het fantastische uitzicht nog wat meer om te bezichtigen, en het zit natuurlijk gewoon bij de prijs inbegrepen, en dat was ook leuk. De volgende halte was in Urubamba, een gezellig wegrestaurant, dat over het algemeen nooit echt tegenvalt en daarna reden we door naar Ollantaytambo, daar waar we ook ooit eerder met de trein uit Aguas Calientes waren gestrandt.. eigenlijk was dat het gister nog, gekgenoeg. Ook hier werd er verteld over de terrassen waarop de Inca’s verschillende gewassen verbouwden, zagen we de graftomben verscholen in een berg, en leerden we iets over het gebruik van water.

Het was al laat in de middag en de bus reed verder de Andes in, naar het bergdorp Chinchero waar iets bijzonders gaande was. Het begon inmiddels al koud te worden, ook om de reden dat we weer zo’n vierhonderd meter stegen dus ik haalde mijn witte alpaca trui tevoorschijn. Dat klinkt misschien niet zo hip, dat weet ik, maar hij is het toch echt wel, al zeg ik het zelf. In Chinchero, was net een processie bezig vanwege het paasweekend en ‘El Señor de los temblores’ (De heer der aardbevingen), voor ons gewoon ‘Jezus Chr.’ de zoon van God, werd de kerk weer uit gedragen. Zoals we weten, ligt Peru op een breuk waardoor de aarde vaak in beweging is. ‘El Señor de los Temblores’, de beschermheilige van menig Peruaanse erfgoed, neemt dus deel aan de processie op deze Heilige Maandag. Dat was bijzonder om eens mee te maken, als Nederlandse tussen de Peruanen. De mensen kijken en observeren je, en een wat oudere man sprak me gewoon aan en vroeg waar ik vandaan kwam, terwijl ik samen met de rest in de stoet aansloot, ‘ik ben Peruaan, welkom’ zei hij, en gaf me een hand. Zo zou de hele wereld moeten zijn, dacht ik, dan zouden we veel minder problemen hebben, terwijl de lokale fanfare inzette. Voordat we de bus ingingen, het was inmiddels donker geworden, aten we nog een stuk kaas met een maïskolf, die de vrouwen in het dorp in grote ijzeren ketels kookten op straat.


Die avond, hebben we nog zo’n drie kwartier op het enorm drukke plein van Cusco gestaan. De opkomst was enorm, en eigenlijk wisten we niet zo goed meer in welke richting we naar ons hostel moesten lopen. En ach, met drie soortgelijke kathedralen aan elke zijde van de plaza de Armas, is dat misschien ook niet zo raar. Terwijl Sandra en Tineke bakkeleiden over waar we nou heen moesten, haalde ik mijn schouders op.. ‘God weet waar waarheen’ dacht ik, wachtend op wat er met ‘El Señor’ zou gaan gebeuren. Toen het enorme kruisbeeld de binnen de kerk werd gedragen, begonnen opeens alle mogelijke sirenes te loeien, en de grote verlichte Jezus, op de berg Saqsayhuamán achter het stadcentrum, sprong plotseling aan. En laat dat nou net in de richting van ons hostel liggen. Verrek, Zie je wel dat God het weet?... De rest van de avond zaten we weer in Jack’s, dat toch wel favoriet was geworden. Normaal gesproken ga ik nooit zo graag een paar keer naar hetzelfde restaurant, maar deze was zoo goed, dat we er niet eens over hoefden te peinzen. Ik wist eigenlijk in de bus al waar ik deze keer voor ging,

Hasta mañana..

martes, 5 de mayo de 2009

Pachu de Micchu..?

Met twee truien, een muts en laarzen, zaten we op ’s ochtends om half acht dicht tegen elkaar gedoken in een trein van Poroy naar Aguas Calientes. De blauwe locomotief blies zuchtend grijze wolken naar de lucht, en zette zich langzaam in beweging. Ik dacht dat het ijzeren dieselpaard wel even de tijd nodig had om op snelheid te komen, maar na twintig minuten heb ik deze gedacht maar gelaten voor wat hij was. Deze trein reed gewoon niet harder. Ik deelde de bank met Sandra en tegenover zat een vriendelijk Colombiaans stel uit Medellín, waarmee we aan de praat raakten maar waarvan ik de namen alleen niet meer weet. De twintig jaar jongere vrouw heette ook Sandra, volgens mij, dat weet ik nog, en het kaartje van de man moet nog ergens in mijn tas zitten. De treinreis naar het dorpje aan de voet van de Machu Picchu (Oude berg) duurde precies drie uur, langs dorpen en gehuchten, de onstuimige Urubamba rivier en de grote rotsblokken van het Andes gebergte. Het was prachtig, maar drie uur is toch wel lang. Ik vermaakte mezelf door foto’s uit het raampje van de wagon te maken, en een beetje heen en weer te lopen.

Toen we het station naderden, zagen we nog niks. We hadden nog een tocht naar boven voor de boeg. Snel wat te eten zoeken, en daar gingen we. Al bewegend zagen we de blauwe trein onder ons steeds kleiner worden, tot er hij na enige tijd veranderde in een minuscuul Märklin- treintje tussen het groene gebergte. Ik moest meteen denken aan de miniatuurtreintjes van mijn vader, en de spoorbaan die ooit uitgestald stonden op de zolder van ons oude huis, maar nou ergens in een doos moest zijn verdwenen. Deze gedachte werd overtroffen door de Wayna Picchu (Jonge berg) die echter als eerste op mijn netvlies verschijnt, ze is hoger, vandaar. Terwijl we nog steeds richting de verborgen stad liepen, en we al door de poorten waren gekomen, was er nog geen glimp op te vangen van de Inca stad. We klommen op ons eigen tempo door de Peruaanse Jungle omhoog achter de gids aan. En dan opeens dan krijg je het voor je. Dan hoor je muziek, niet in echt natuurlijk, maar dat hoorde alleen ík in mijn hoofd, als ik iets geweldigs zie. Daar beneden, daar lag het. Wauw, this is it..!




Ik stond nu zelf in de foto, samen met Sandra en Tien waarnaar ik wel tachtig keer heb gestaard in de Lonely Planet. 'Of in het het schilderij op de muur van Javi’s kantoor in Granada, en op de satelliet van Google Earth. Het is werkelijk magisch. Machu Picchu. En echt, you can feel the old spirits..! De Spaanse gids vertelde de mythes en de legendes van het werelderfgoed ten noorden van Cusco, dat het pas ontdekt in het jaar 1911 door een Engelsman die op een ezel het gebergte in trok. De stad moest zo rond 1437 zijn gesticht maar het is slechts 100 jaar bewoond geweest. Waarom de stad is verlaten, weet niemand. Waarschijnlijk een epidemie moet de stad hebben leeg doen lopen. De Spanjaarden, waarvonder Pizarro, hebben de stad echter nooit ontdekt… Daarom is het in zijn geheel intact gebleven, al moest er her en der wel even gesnoeid en wat gras gemaaid worden natuurlijk.. We hebben een halve dag op de spirituele plek mogen doorbrengen, en zijn we ook drie keer van outfit gewisseld door de wolken die gewoon door ons eens kwamen, maar het was zeker de moeite. We hebben de Inca muren, tempels en gebouwen met onze blote handen kunnen aanraken, nog wat geleerd over de bouw- en vechttechnieken en dat er drie manieren zijn om rotsen te splijten. Namelijk water, hout, en vuur, en over hoe je verschillende gewassen kan verbouwen op dezelfde berg. En ach, je weet maar nooit waar je het nog eens voor nodig kan hebben, zeg ik dan, denkend aan mijn avocadoplant die ik Utrecht ben vergeten in de keuken te zetten. Jammer dan. Ik plant wel weer een nieuwe... Er waren ook zelfs nog wat lokale Andes bewoners thuis, zoals de lama’s, alpaca’s en vicuñas die vreedzaam op de terrassen stonden te grazen. En ja, je mag ze rustig fotograferen, ze hoeven er niks voor terug.. Terwijl het al tegen vijven begon te lopen en onze maagjes lieten weten dat ze ook nog present waren daalden we weer af, waar ik me in een klein Mexicaans restaurant in het Peruaanse dorp te goed deed aan jawel.. pizza.

Terwijl we nog even over de markt struinden, en Sandra er een sport van maakte om overal af te dingen totdat het niet voor minder kon, luisterde Tien en ik aandachtig naar de manier waarop deze Oostenrijkse dat deed, om er vervolgens van de profiteren. En dat lukte. Voor een paar sol zaten we uiteindelijk in de trein terug, Sandra met nieuwe oorbellen, en Tineke en ik met een nieuwe portemonnee. Het was inmiddels donker geworden en de Vista trein van de terugweg was wel sneller en luxer ook. Het was een enkel rijtuig, en leek meer op een oude tram, met een soort van glazen dak. Hierdoor kon had je echt een fantastisch uitzicht naar hemel, waaraan duizenden sterren verschenen. Na enige tijd stopte het rijtuig in het dorp Ollantaytambo, ons eindstation. Vanaf hier zouden we met een bus opgehaald worden, om terug naar Cuzco te gaan. Zouden...

Na een half uur zoeken naar een bus die er niet was, vijf boze telefoontjes die ons uiteindelijk niks opleverden gingen we in zee met de opdringerige taxichauffeur die ons wel voor 80 soles naar Cusco wilde rijden. Er was iets aan hem dat me niet aanstond, maar we hadden blijkbaar geen andere keus. Hij wilde het maar al te graag doen, maar waarom er stonden toch nog meer mensen? De eerdere spannende verhalen van Tineke over ontvoeringen en verdwijningen werken ook niet echt bevorderend, maar she was damn right..! Het was gevaarlijk om zomaar negentig kilometer in het wilde westen met één of andere vage taxichauffeur mee te gaan door een in Andes. Als je moeder het wist. Maar wat moesten we dan? in de dorp was anders ook niks. En we waren we met z’n drieën, maar toch, ik heb mijn ogen de hele weg wijd open gehouden, en geestig genoeg dacht aan de Inca- vecht technieken die ik eerder op de dag gehoord had.. in geval van nood dan. De hele weg door de Andes, werd er niks gezegd en toen we eindelijk in Cusco aankwamen moest ik eigenlijk wel een beetje lachen om mijn voorbarige gedachten, ik ben wel blond.. maar toch he. Ik zag dat er bij Tien ook een glimlach verscheen en ik slaakte toch wel een zuchtje van verlichting. We zijn er…

Roadtrippin' to Cusco..

.. en daar zijn we gek op, al moeten we de hele nacht wakker blijven. Wat dus ook zo was. Tien kwam terug van haar ‘Perentino’ of ‘Argentano’ date, wat je ook wil, maar in ieder geval door mij goedgekeurd. Ver na enen weliswaar terwijl ik nog een spaanse cultfilm afkeek op mijn geliefde laptop en ik had mijn roadtriptasje alweer ingepakt op het bed gezet. Deze keer kreunde het niet en de rits ging zonder mokken dicht. Tien’s rugzak stond er wel hoogzwanger bij, maar de backpack van Sandra spande toch wel de kroon… of nou ja, de kroon. De zoom. Om drie uur ’s ochtends stond er weer een taxi klaar voor General Silva nr. 699, en onze tassen werden achterin geladen. Op het laatste moment griste ik nog snel een zak Doritos van tafel die over was gebleven van een verjaardagsfeestje, en reden we even later door Lima- by- night richting het de airport. De taxi reed hard en de weg ernaartoe wat eerder een drukke verkeerschaos was van toeterende bussen en kruisende voertuigen, leek nu meer op een verlaten racecircuit, waarvan deze taxi dierbaar gebruik maakte. Ook de borden boven de vierbaansweg, waren op één of andere manier minder opvallend geworden en de zee was een was veranderd in een donkere vlek. Het wijzertje van de kilometerteller zakte van ongeveer 130 naar de 90 en het glazen gebouw van Lima airport doemde voor ons op.

Twintig minuten later zaten we onderuit gezakt op een bankje voor de controle. Niemand sprak. Ik overhandigde Tien een paar Amerikaanse dollars om vliegbelasting te betalen, ik vroeg waarom, waarop ze geen antwoord gaf. Het zal wel weer een té simpele vraag zijn geweest,.. ‘niet alles is zoals in Europa’, zei ze uiteindelijk. ‘Slaapgebrek’, dacht ik. Ik had geen zin om er verder op in te gaan, en sloot aan in de rij voor de bagagecontrole. Terwijl de twee behendig hun spullen uit en weer inpakte, werd ik plots uit de rij geplukt. De man wees naar een kaart met allerlei plaatjes, en hield mijn mini- deo omhoog. Dit valt onder explosieven, mompelde de meneer, ik knikte, en het flesje werd in een transparante bak gemikt. Tien en Sandra wachten nieuwsgierig buiten de controle op me, en toen we eenmaal in het vliegtuig zaten haalde Tineke opeens een normale grote bus deodorant uit haar tas.. ‘en dit dan zeker niet’. ‘Sja’, ik grinnikte, maar vroeg ook deze keer maar niet verder.‘ Inderdaad, niet alles is zoals in Europa’, bevestigde Sandra lachend.

Terwijl we al enige tijd vlogen over een dik wolkendek, de rest in slaap was gevallen, en ik uit verveling al twintig keer het ‘wat-te-doen-bij-nooduitgangen-in-geval-van-nood- boekje had gelezen, staarde ik maar uit het raampje en zag dat er opeens zwarte punten uit het witte wolkendek staken. We vlogen boven de Andes en de voormalige Inca stad was op nog slechts tien minuten van ons verwijderd. Dalen hoefde we eigenlijk niet echt, Cusco ligt op ongeveer 3.323 meter hoogte. Vandaar. Luttele minuten later was ik voor even opgelucht toen ik Pacha Mama (moeder aarde) weer onder onze voeten hadden. Maar dat opgeluchte gevoel verdween al in minder dan een uur. Ik merkte al zeulend met mijn tas, dat ik sneller moe was dan ik dacht, en dat had niet te maken met de acht kilo die ik op mijn rug droeg, want normaal neem ik ongeveer zes keer zoveel mee op reis. En vlakbij ons hostel In Cusco en eenmaal op het station, voelde me opeens zo High, dat het er op leek of ik engelen ging zien. En die zag ik ook.

Ángel, de sportieve Peruaanse medewerker van het Flying Dog hostel in Calle Choquechaka (spreek uit: Tjokketjakka), hielp ons aan informatie, bustours in Cusco, begeleidde ons naar het station voor treinkaartjes naar Machu Picchu, de Inca Express, en een toeristenkaart om alle monumenten te kunnen bezoeken, en een sleutel van het hostel, en alles wat ik nog meer vergeten ben. Hij was er eigenlijk altijd, bracht ons ’s ochtends naar de bus, wachtte ons soms op, en deed zelfs de ansichtkaart van Sandra op de post. ‘Yo soy vuestro Ángel’ (ik ben jullie Engel), zei hij breed glimlachend toen Sandra hem iets vroeg over de stad. Ik ging hem al bijna geloven zo. Bijna, zeg ik er bij.

Van de drie dagen die we hadden in de voormalige Inca hoofdstad, waren we twee dagen lang weer onderweg. De dag dat we aankwamen, waren we om tien uur eindelijk ondergedoken ons pittoresk peruaans hostelletje, en wel in de dikke donzen dekens want ik verging inmiddels van de koppijn. We deden wat de cusceños ons hadden opgedragen; namelijk slapen, want op deze hoogte moet je het lichaam de tijd geven om zich aan te kunnen passen, zeker als je uit landen van beneden zeeniveau komt. Wat dus bij Tien en mij het geval is. Daar zijn wij Nederlanders ook gewoon niet op gebouwd. Bovendien moesten we de dezelfde dag nog op pad naar allerlei cultureel erfgoed, dus die siësta konden we wel gebruiken. We gingen vóór de stadtour van 13 h, nog snel even lunchen in een café dat meteen favoriet was, en vervolgens stond onze Ángel al voor het hostel te wuiven dat we op moesten schieten, rennen deden we niet want dat konden we gewoon niet, maar toch zaten we tegen half twee in de bus.

De eerste stop was de Qorikancha, dat in Inca tijden de ‘Gouden Tuin’ moest zijn geweest. Een belangrijk deel van Cusco, de stad in de vorm van een poema. De Qorikancha was ooit bedekt met gouden platen, en tempels gewijd aan de zon, maan, de aarde de sterren etc. Tegenwoordig is het een museum waarin je veel over de Inca’s te weten komt, en nog monumenten en resten van de stadsmuren kan zien. Toen we het gebouw uitkwamen werden we meteen gestrikt door een paar verdwaalde Inca families in traditionele kleding, compleet met lama’s en schapen, dus daar hebben we maar even een foto van gemaakt. En ach, niet voor niks ging die spreekwoordelijke zon op, en dat lieten ze ook duidelijk weten. De bus reed verder, naar de Saqsayhuamán, heilige fort, of de hals en hoofd van de poema door het zigzagmotief in het 80 ton wegende gesteente, dat een strategisch doel had. Zo was het voor de vijand onmogelijk om de stad aan te vallen. Wat er verder nog gezegd werd is me helaas ontgaan, door mijn bonzende hoofd, want we waren stiekem toch nog 200 meter gestegen. Ik had er al een halve zak cocablaadjes in mijn wangen verscholen zitten, maar deze keer kon het effect van de coca niet op, tegen de hoogte. Ik staarde naar de lichtblauwe hemel en ging vervolgens maar plat op de grond liggen, dat scheelde dan weer zo’n anderhalve meter. Ik hoopte dat we bij het volgende station iets zouden afdalen, maar niks was minder waar. Het landschap was werkelijk adembenemend. Zenuwachtig kauwde ik nog meer cocablaadjes, ik dacht dat mijn hoofd zou gaan ontploffen. In Q’enko, Tambomachay en Puka Pukara liepen we een rondje, luisterden we naar onze gids en schoten we een paar foto’s, en toen het al weer donker begon te worden en de bus weer langzaam begon af te dalen, zagen we de verlichte poema in het dal liggen. En dat is werkelijk een prachtig gezicht. Toen we thuis kwamen, was ik kapot, en mijn hoofd was ondragelijk geworden. Ik kon mijn ogen niet open, noch dicht doen, niet naar links noch naar rechts en niet naar boven noch naar onder. Niet niks meer. Ik ben op het heilige tijdstip van vijf uur p.m gaan slapen. Dat was het beste. Ware het niet dat ik de volgende dag dan wél om vijf uur uit mijzelf wakker werd. Dat kwam goed uit, want we moesten om zeven uur die ochtend de trein hebben naar Aguas Calientes. Bestemming..? De Machu Picchu natuurlijk!